Nog steeds worden er oude fabrieken en watertorens gesloopt. Maar niet meer zonder slag of stoot. Nu op 27 februari het Jaar van het Industrieel Erfgoed eindigt, mijmert Peter Nijhof, bevlogen ijveraar voor herbestemming, over de ‘ziel’ van oude fabriekscomplexen. Op het eerste gezicht staat er vlakbij de kerk van Nieuwerkerk aan de IJssel een gladgerenoveerde graanmaalderij. Aan de achterzijde bevat het gebouw twaalf koopappartementen en de plaquette vermeldt trots: ‘herbestemming industrieel erfgoed’. Vier jaar geleden verloor de oorspronkelijke maalderij haar functie. De gemeente wilde er een nieuwbouwflat neerzetten omdat verbouw tot woningen te moeilijk bleek en de heipalen verrot waren. Onder druk van de bevolking werd een compromis gevonden: het gebouw ging tegen de vlakte, de oude voorgevel werd nieuw opgemetseld en binnenin kwamen nieuwe woningen. Eind november was Peter Nijhof, de godfather van de bescherming van het Nederlandse industrieel erfgoed en schrijver van dertig boeken, een van de sprekers bij de feestelijke opening. “Ik zat in een lastig parket”, zegt hij achteraf. “Van herbestemming is helemaal geen sprake, het is in feite modelbouw, schaal één op één. En in Nederland gelden twee geboden: gij zult geen replica’s bouwen en gij zult niets aan bestaande gebouwen veranderen zonder duidelijk te laten zien dat het om nieuwe toevoegingen gaat. Als oprichter van het Projectbureau Industrieel Erfgoed kan ik echter niet honderd procent zuiver in de leer zijn, want voor de Nieuwerkerkers is deze historiserende nieuwbouw vreselijk belangrijk. Zij ervaren de maalderij als authentiek, als een antwoord op de uitdijende anonieme nieuwbouwzee. Persoonlijk zou ik er wel graag een bordje bij zien: ‘Dit is niet wat het lijkt’.” Sociaal-geograaf Nijhof werd eind jaren zeventig in Engeland gegrepen door de schoonheid van oude fabrieken. Industrieel archeologen werkten al vanaf 1955 aan inventarisatie en behoud van complete industrielandschappen. Terug in Nederland begon Nijhof oude fabrieken te fotograferen. “Ik reisde in die tijd veel voor mijn werk en als ik ergens was huurde ik steevast een fiets en volgde simpelweg de waterwegen die de stad uitvoerden. Want water is een kenmerkend element voor het Nederlandse industrieel erfgoed. In die tijd had niemand enige aandacht voor die gebouwen, het zag ernaar uit dat alles binnen tien jaar verdwenen zou zijn. De kentering kwam pas halverwege de jaren tachtig, nu zijn er meer dan zestig particuliere organisaties die het industrieel erfgoed verdedigen.” Het is gekkenwerk om de hele roerende en onroerende industriële erfenis te bewaren. Op advies van een commissie onder voorzitterschap van Peter Nijhof koos het toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur voor het uitgangspunt ‘De kunst van het vernietigen’. “De keuze voor selectieve vernietiging heeft veel stof opgeworpen, maar we hebben simpelweg te veel. Niet behoud is ons grootste probleem, maar de selectie. Om gericht te kunnen bewaren moesten we eerst weten wat we hadden.” In 1986 huurde Monumentenzorg Nijhof in voor de coördinatie van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) te leiden. In zeven jaar tijd legde het MIP de bouwkunst en stedebouw uit de periode 1850-1940 vast. Nog steeds verdwijnen aan de lopende band oude fabrieken, stoomgemalen, schoorstenen en watertorens, maar dat gebeurt niet meer zonder slag of stoot. Nijhof is dan ook een gematigd tevreden man. “Oude fabrieken zijn populair geworden. Het Jaar van het Industrieel Erfgoed, dat op 27 februari ten einde loopt, heeft daaraan veel bij gedragen. De schaduwzijde is dat er allerlei graaiers op af komen. Architecten die nooit iets anders hebben gebouwd dan glimmende spiegelpaleizen werpen zich ineens op als deskundigen op het gebied van hergebruik. Projectontwikkelaars kopen oude kerken op om er zo veel mogelijk dure appartementen in te bouwen. Onlangs zag ik een advertentie waarin vier watertorens te koop werden aangeboden, ik was lichtelijk ontzet toen ik de full-colour brochure toegestuurd kreeg. Dat was tien jaar geleden ondenkbaar.” Voor het ontwerp van fabrieken grepen architecten rond de eeuwwisseling meestal terug op kastelen en paleizen. Dat leidde tot een eclectische neo-klassieke stijl die in Nederland tot voor kort verketterd werd. Maar de afgelopen jaren groeide de waardering voor de negentiende eeuw en daarmee ook voor de neo-stijlen. Toch is van een echte omarming geen sprake, zo gaf het Rijksmuseum zijn recente tentoonstelling over de vorige eeuw de boosaardige titel ‘De lelijke tijd’. Bij de bescherming van industriële monumenten kwam de aaibaarheidsfactor van de neo klassieke kantelen, torens, halfronde ramen en bakstenen motieven goed van pas. Toen de herinnering aan de uitbuiting en de ellendige arbeidsomstandigheden was verflauwd, riepen die gebouwen vooral nostalgie op. Het zijn deze neo-klassieke gebouwen die in trek zijn als representatieve kantoorruimte of luxe woonhuis. Veel problematischer is het behoud van grote fabriekscomplexen. Nijhof: “Meestal lukt het alleen om een deeltje te behouden. Bovendien blijft er van een fabriek sowieso minder over dan van een pakhuis of een watertoren, omdat de machines, de geluiden en de geuren verdwijnen.” Meelfabriek De Sleutels is zo’n bedreigd fabriekscomplex. Aan de oostelijke rand van het Leidse centrum, nog net binnen de voormalige verdedigingsgracht, verheffen de silo’s van de oude meelfabriek zich boven de lage huisjes. In 1959 was de fabriek nog goed voor 750 duizend broden per dag, acht jaar geleden was het allemaal voorbij en sloot de fabriek haar poorten. Henk Budel, oprichter van Stichting Industrieel Erfgoed Leiden, liet een video maken van de laatste dag waarop de transportbanden nog liepen. Aan behoud van de meelfabriek dacht toen niemand. De silo’s, pakhuizen, machinehallen, werkplaatsen en kantoren werden tussen 1896 en 1960 gebouwd in een sobere stijl. Ornamenten noch pleisterwerk verzachten de strenge functionaliteit van de baksteenbeklede kolossen. De gebouwen zijn omhulsels van machines en opslagruimte. Niet meer, maar vooral niet minder. Dit brute functionalisme was in het begin van de eeuw ongebruikelijk. Budel: “Als we in 1988 meteen waren begonnen over behoud van De Sleutels hadden we waarschijnlijk alleen maar onbegrip ontmoet. Waarom zou je in godsnaam deze lelijke steenklomp willen bewaren? Schoonheid is dan ook niet ons belangrijkste argument voor behoud. Leiden was een typische Hollandse industriestad. Zoals de handel Amsterdam heeft grootgemaakt en de havens Rotterdam, zo heeft de industrie aan Leiden zijn vorm en betekenis gegeven. Een reportage over de mensonterende omstandigheden in de Leidse textielfabrieken leidde in 1871 tot het kinderwetje van Van Houten. Een eeuw later werden de fabrieken met ongekende verbetenheid gesloopt. De Sleutels vormt het laatste zichtbare restant van dat industriële verleden. Afbreken zou net zoiets zijn als demping van de havens van Rotterdam. Langzaam begint dit bij de Leidse bevolking door te dringen. Een ingezonden brief in het Leidsch Dagblad deze herfst luidde kortweg: ‘De meelfabriek moet blijven. Het is een prachtig gebouw omdat-ie juist zo lelijk is’.” Na de sluiting van de fabriek maakte projectontwikkelaar Van der Wiel Bouw een plan voor gedeeltelijke herbestemming, maar hij kreeg het financieel niet rond. Het college van B&W nam al in 1993 een geheim besluit om de fabriek tegen de vlakte gooien en er een flat en een park aan te leggen. De groene singel om het centrum zou dan helemaal kunnen worden doorgetrokken, want begin jaren tachtig waren de grofsmederij en katoenfabriek om die reden al gesloopt. Een strook keurig gemaaid gras met een paar verlaten speeltoestellen is alles wat resteert van deze fabrieken. De enige kwaliteit van dit historiserende bedenksel is dat het groen is. “Het is nog groter dan in mijn herinnering”, mompelt Peter Nijhof terwijl hij druk fotograferend om de silo’s heenloopt. “Dit complex is in vele tientallen jaren gegroeid en is alleen door zijn maat al uniek. Er zijn nog maar vijf grote meelfabrieken over in Nederland. Dit jaar heeft Meneba Meel, de eigenaar van dit complex, nog een prachtig exemplaar in Sas van Gent verkocht aan een supermarktketen die alles heeft gesloopt. Nu komt er een dertien-in een-dozijnsupermarkt waar de gemeente apetrots op is. Terwijl ze zich diep zou moeten schamen, ze heeft niet eens onderzocht of hergebruik haalbaar was. Sloop is kapitaalvernietiging van de bovenste plank. De onlangs verschenen Tweede Architectuurnota van staatssecretaris Nuis geeft hoog op over duurzaamheid en ecologisch bouwen, maar het woord hergebruik is in de hele nota niet terug te vinden. Terwijl dat toch het meest duurzaam is, zeker bij dit soort gebouwen die voor de eeuwigheid zijn geconstrueerd. Ik pleit voor een omkering van de bewijslast. Het feit dat een gebouw bestaat geeft het een rechtvaardiging. Nieuwe plannen moeten aantonen dat ze een verbetering betekenen.” Meelfabriek De Sleutels verkeert nog in goede staat. Tot 1994 werden de silo’s verhuurd aan een Duits bedrijf dat er een deel van de Europese graanberg opsloeg. Verspreid over het terrein hebben een dertigtal kleine bedrijven een voorlopig onderkomen gevonden, waaronder een architectenbureau, een grafische werkplaats, ateliers en Stichting Digitale Stad Leiden. Ze fungeren vooral als anti-kraakwacht, want de eigenaar heeft ondertussen een sloopvergunning aangevraagd. Hij wil er een huizenblok, een flat en een ondergrondse parkeergarage neerzetten. Een bezoekje aan de Utrechtse meelfabriek HoogHiemstra zou leerzaam zijn voor het Leidse gemeentebestuur. Ook dit gebouw stond op de nominatie om gesloopt te worden, maar de havermoutpakhuizen werden halverwege de jaren tachtig gekraakt. Met 1,5 miljoen gulden startsubsidie en een lening van 1 miljoen werd het pand verbouwd tot een bedrijfsverzamelgebouw waar tachtig bedrijven onderdak vinden. Voor de relatief goedkope bedrijfsruimtes – de gemiddelde huur bedraagt 175 per vierkante meter per jaar – bestaat een lange wachtlijst. De Leidse oppositiepartijen VVD en GroenLinks zijn zich al enige tijd bewust van de mogelijkheden van hergebruik. De gedetailleerde plannen van GroenLinks voorzien in ateliers, oefenruimtes, wijkvoorzieningen en een theater, maar ook in dure penthouses en een parkeergarage. Daarvoor wil de fractie zelfs de fietsenstalling opofferen. Begin december ging ook collegepartij D66 onverwacht door de bocht. Raadslid Alexander Pechteld: “We willen op korte termijn een gedegen onderzoek naar herbestemming, dat mag best wat kosten. Als het financieel haalbaar is, heeft behoud onze voorkeur.” Met de ommezwaai van D66 tekent zich plotseling een raadsmeerderheid af. De omslag in het Leidse denken over industriële monumenten is daarmee compleet. Het is nog maar twintig jaar geleden dat de gemeente het Van Nellepakhuis aan de Aalmarkt liet slopen omdat het afbreuk deed aan het historische centrum. Nog steeds is er een gat op de plaats waar vroeger het architectonische broertje van de Rotterdamse Van Nellefabriek stond, de fabriek die door de Unesco is uitgeroepen tot internationaal beschermd monument. De toenmalige wethouder Cees de Waal kijkt achteraf met gêne op zijn sloopbeslissing terug. Maar nog pikanter is de rol van Monumentenzorg geweest, deze adviseerde hem om het ‘beeldverstorende’ gebouw te ‘amoveren’. Architectonische waarden spelen voor Nijhof slechts een ondergeschikte rol bij de beoordeling van monumenten. “Dat het ketelhuis van De Sleutels unieke halfronde betonnen plafonds uit 1896 heeft, zal ik zeker als argument gebruiken als het te pas komt. Maar ik vind het niet wezenlijk interessant. Als het ketelhuis gespaard zou blijven als onderdeel van een nieuwbouwcomplex, is dat nauwelijks winst. Het gaat om het geheel, om het groeiproces van het gebouw met alle toevoegingen, aanpassingen en historische vergissingen.” In zijn jeugd was Nijhof ‘molengek’, maar hij verkocht zijn uitgebreide verzameling toen hij ervan doordrongen raakte dat veel gerestaureerde molens de geschiedenis vervalsen. “Molens zijn bedrijfsgebouwen die doorlopend vertimmerd werden. Ze terugrestaureren naar hun ‘oorspronkelijke staat’ levert kunstmatige gebouwen op waarvan de technische geschiedenis is weggepoetst.” Herbestemming doet sowieso afbreuk aan de ziel van oude industriële gebouwen. “Het liefst zou ik fabrieken in net-niet-vergane staat bewaren. Ingrijpen betekent onvermijdelijk dat je het deels kapot maakt. Stel dat De Sleutels in zijn geheel zou worden gerenoveerd, dan nog verdwijnen de laag meel die in decennia in de muren is gevreten en de bordjes ‘verboden te roken’ die nu nog overal hangen wegens het ontploffingsgevaar. Documentaires als ‘Niets is voor de eeuwigheid’ van Digna Sinke zijn net zo belangrijk als behoud van het gebouw zelf. Met trage camerabewegingen tast zij oude fabrieken af, dat is pure poëzie. Een ander fraai voorbeeld is het boek dat het Duitse chemieconcern Bayernleverkussen heeft laten maken van zijn enorme bedrijfsterrein. Het fotoboek ging vergezeld van een CD met geluiden van industrie en scheepvaart op de Rijn: toeters, lossen van schepen, ratelende kettingen. Maar zelfs dan blijf je dingen missen. Pas geleden was ik op een excursie bij Verkade in Zaandam en dan ervaar je de sensatie dat je weer ruikt wat er gemaakt wordt. Dat gebeurt steeds minder, geur wordt tegenwoordig meteen beschouwd als stankoverlast.” Moderne werkplekken lijken op elkaar, iedereen zit achter een beeldscherm. Ook de gebouwen worden steeds eenvormiger: je kunt aan de buitenkant niet meer zien of het gaat om produktie, opslag of kantoorwerk. En die inwisselbare gebouwen staan zelf weer op inwisselbare bedrijfsterreinen aan inwisselbare snelwegen. In de loop der tijd is Nijhof de ruimtelijke en stadslandschappelijke waarde van oude fabriekscomplexen voorop gaan stellen. “De twee schoorstenen van de elektriciteitscentrale van Utrecht langs de A2 hebben hun functie verloren en staan op het punt gesloopt te worden. Maar daarmee wordt een gebied van tientallen vierkante kilometers beroofd van zijn markeringspunt. Waarom stort de centrale het geld dat nodig is voor de sloop niet op een bankrekening? De rente zou de onderhoudskosten voor een belangrijk deel dekken. De schoorstenen zouden zo als stedebouwkundig element worden ‘hergebruikt’. Zo’n soort bestemming voorkomt dat in elke lege watertoren of gemaal luxe appartementen moeten worden gebouwd. “Of ik nostalgisch ben? Daar heb ik veel over nagedacht, ik ben daar niet uit, het woord heeft ook zo’n negatieve lading. Het patina van doorleefde gebouwen fascineert me. Maar meer nog houd ik van confrontaties en tegenstellingen. Het onverwachte, dat is voor mij de essentie van de stad.” Het woord ontroering wil Nijhof met wat aandringen wel in de mond nemen. “Het is een mijmerend besef van vergankelijkheid, van de rücksichtlose snelheid, de onomkeerbaarheid van veranderingen. De tijd verdicht, processen die vroeger twintig jaar in beslag namen, zijn nu in vijf jaar voltooid verleden tijd. Bij lezingen laat ik dia’s zien van de Greenpoint-bordjes die aangaven waar je mobiel kon bellen. Misschien nog geen vier jaar geleden zijn ze geïntroduceerd en nu al zijn ze achterhaald en verdwijnen ze in snel tempo. Dat worden collector’s items, net zoals geëmailleerde reclameborden.” De restanten van de industriële revolutie hebben eindelijk de erkenning gekregen die hen toekomt. Zelfs dorpen als Nieuwerkerk aan de IJssel zijn zuinig op hun industriële wortels. De grote vraag is wat voor soort gebouwen vandaag de dag achteloos onder de slopershamer verdwijnt en waarvan toekomstige generaties zich hoofdschuddend zullen afvragen hoe het mogelijk is dat we de waarde ervan aan het einde van de twintigste eeuw niet inzagen. “We denken dat we nog een enorme overvloed aan bouwwerken uit de jaren vijftig en zestig hebben, maar door sloop, verdichting en upgrading wordt veel vernietigd, zegt Hans Ibelings van het Nederlands Architectuur Instituut. “Iedere week is er slecht nieuws. Uitgerekend in Rotterdam is zo langzamerhand geen enkel hoogtepunt van de Wederopbouw meer te vinden of er is wel iets aan veranderd”. In zijn boek ‘De moderne jaren vijftig en zestig’ toont Ibelings de naoorlogse bouwstijl die gekenmerkt wordt door ruimte en lichtheid. “Het is onbegrijpelijk dat de revival van de muziek, mode en meubels uit die tijd zich niet uitstrekt naar de architectuur. We zijn zo gewend om die bouwstijl saai te noemen, dat we niet zien dat veel gebouwen een transparante frivoliteit tentoonspreiden. We zouden het vertrouwde winkelcentrum met dezelfde gevoelige blik moeten bekijken die we op buitenlandse reizen hebben.” Voorlopig klinkt die wens nog utopisch, getuige de reactie op de sloop van het Maupoleum aan de Amsterdamse Jodenbreestraat. Het ‘lelijkste gebouw van Nederland’ ging in 1994 onder luid applaus tegen de vlakte. Ook Nijhof ziet de vernietiging van woningen, kantoren en fabrieken uit de Wederopbouw met lede ogen aan. “Omdat ze nog geen vijftig jaar oud zijn, biedt de Monumentenwet nog geen bescherming. Ook het draagvlak ontbreekt nog, voorlopig zijn alleen freaks en profs erin geïnteresseerd.” Dit jaar gaat Monumentenzorg zich bekommeren om de naoorlogse periode. Nijhof: “We moeten een geheel nieuwe benadering ontwikkelen. We kunnen het kunstje van het Monumenten Inventarisatie Project niet herhalen. In de Wederopbouw gaat het nauwelijks meer om individuele gebouwen, maar om complete flatwijken, stadsuitbreidingen en open ruimtes. Hoe moet je die beschrijven, selecteren en bewaren?”
Taal / Language
Boeken
- Asfaltreizen – Een verkenning van de snelweg
- Binckhorst Magazine
- De marktgids voor Amsterdam
- De mobiele stad – Over de wisselwerking van stad, spoor en snelweg
- De Ronde van U.
- De vierkante meter
- Eigen baas – Kort & krachtig
- Eindhoven Hoofdstad
- Groeten uit Vinexland
- Handboek Eigen Baas (gratis)
- Het land van Lely – Reisboek in 103 stukken
- Kruispunt Utrecht
- Kunstwerken & Kunstwerken
- Lelysteden – Een associatieve reisgids
- Naar een alzijdig station
- Onder Weg!
- Onze Plek – Van Garrelsweer tot Groenstraat
- Ruimte voor de Amsterdamse binnenstad
- Slim Zand – Hoe ASML verscheen in Veldhoven
- Snelweg x Stad
- Stedelijke vraagstukken, veerkrachtige oplossingen
- Streetwise Rotterdam
- Turtle 1 – De auto uit Afrika
- Wij zijn goed
Kranten en tijdschriften
Projecten
Onderwerpen
Series
- De kust
- De lunch
- De markten van Amsterdam
- De mobimens
- De telefooncel
- Dossier A2
- Dossier A4
- Dossier A10
- Dwars kijken
- Expats
- Fietsverkenningen zuidwestflank Amsterdam
- Get your kicks on the E3
- Groeten uit Vinexland
- Het ontwerp
- Het product
- IJ-tje
- Na dato
- Noord-Amsterdam
- Onze Plek
- Poldernormen
- Rond Brussel
- Sloop
- Stedenatlas
- Strijd om de ruimte
- Tand des tijds
- Turtle 1
- Wat doet dat daar
- Weststrook
- Zinloze mobiliteit