Dagjesmensen kwamen er bij de bouw op af, verbaasd over de grootsheid. Nu sta je er in de file of je woont er: aan het Rotterdamse Kleinpolderplein. Knooppunt Kleinpolderplein. Het eerste deel van de naam past perfect bij de wirwar van fly-overs, afslagen, opritten, fietspaden, doseerlichten, vangrails en barriers. Maar van het tweede deel, Kleinpolder, ontbreekt elk spoor. Een grauwe jaren-vijftigwijk heeft de plaats ingenomen van de weilanden en sloten die hier tot na de oorlog lagen, de huizen liggen op een halve steenworp van de snelweg. In de oksel van het verkeersplein staat een flat van twaalf verdiepingen, met op het dak een van de bekendste lichtreclames van Nederland: Van Leeuwen Buizen Zwijndrecht. Al van verre markeert deze reclame de plaats waar de A13 vanuit Den Haag doodloopt op de A20, het noordelijke deel van de Ruit om Rotterdam. Alle automobilisten vanuit het noorden en westen worden over dit knooppunt geperst, of ze nu naar Zeeland, Brabant of Utrecht moeten. In 1998 waren dat er ruim 145.000 per etmaal. Zelfs op het rustigste moment van de nacht rijdt er nog elke zeventien seconden een auto over de A13. Het Kleinpolderplein is niet het enige knooppunt van Rotterdam, rond de stad liggen nog vijf kruisingen van snelwegen. Maar het is wel het drukste knooppunt en bovendien het enige dat midden in de stad ligt. Volgens de huidige milieunormen zou een groot deel van de bebouwing moeten verdwijnen. Toch zijn Overschieënaren honkvast, slechts weinigen verhuizen. Sommigen hebben zich zelfs met hand en tand verzet tegen de geluidsschermen die op dit moment worden gebouwd. ‘Wat een verrukkelijk uitzicht, hè?’ zegt Coen Marcus (69) op de negende verdieping van Abtshove, de flat met de lichtreclame. ‘Je verveelt je hier geen moment’, beaamt zijn vrouw Henny (70). ‘Het is alleen een beetje jammer dat bij de renovatie een deel van de borstwering ondoorzichtig is gemaakt. Vroeger hadden we spijltjes waar je zo lekker tussendoor kon kijken.’ Het echtpaar heeft de bank recht voor het raam staan, zodat het lijkt alsof je in een bioscoop zit. Aan hun voeten ligt het Kleinpolderplein, onverstoorbaar zwieren rijen autootjes voorbij in alle richtingen. In de verte rijst het centrum van Rotterdam uit boven de bomen. Het lijkt alsof je de stad van achteren betrapt, want foto’s van de Rotterdamse skyline zijn altijd vanaf de Maas gemaakt. De toef torenflats doet denken aan Los Angeles waar ook een eiland van wolkenkrabbers oprijst uit een zee van laagbouw. Van het lawaai heeft het echtpaar Marcus geen last, alleen de luchtvervuiling baart hen soms zorgen. ‘Als het windstil is houden we de ramen en deuren potdicht’, zegt hij. ‘Maar dat is het buitengebeuren’, vindt zij, ‘dat heeft met ons huis niets te maken, binnen is het perfect.’ Hij: ‘Al won ik een miljoen, dan bleef ik nog hier wonen, ik zit hier gebeiteld.’ Maar dat gaat mevrouw Marcus wat te ver, ze zou wel een tuin willen, dan kon ze weer katten nemen. Het Kleinpolderplein is een buitengewoon compact knooppunt. Het Beneluxplein aan de zuidwestkant van Rotterdam beslaat een vijfmaal zo groot oppervlak, terwijl het minder afritten telt en minder verkeer verwerkt. Toch was er bij de aanleg ruimte in overvloed. Rijksweg 13 van Den Haag naar Rotterdam was een van de eerste snelwegen van Nederland. Al in 1936 leidden tweemaal twee rijstroken via een houten brug over het Schie-Schiekanaal rechtstreeks het centrum in. Vier jaar later gebruikten de Duitsers de snelweg als landingsbaan. Na de oorlog werden de eerste schetsen gemaakt voor Rijksweg 20, de noordelijke tak van de Ruit om Rotterdam. Van een maagdelijk weiland was toen al geen sprake meer. Vlak voor de oorlog was er aan de Schansweg en aan West-Sidelinge een rijtje huizen neergezet. Bovendien was architecte Lotte Stam-Beese bezig om de wijk Kleinpolder in te tekenen. Maar er was nog wel ruimte genoeg voor een verkeersplein dat bestond uit twee ‘eieren’: aan beide zijden van het kanaal kwam een ovale rotonde. Een agent regelde het verkeer. Midden in de noordelijke rotonde – het huidige Kleinpolderplein – werd een grote ‘R’ van bloemen aangelegd als entree van de stad Rotterdam. Ondertussen groeide het autoverkeer harder dan iemand voor mogelijk had gehouden. Al in 1955, nog voor de oplevering van de ‘eieren’, bleek dat het verkeersplein te klein was. Pas in de jaren zestig kwam Rijkswaterstaat met een nieuw ontwerp: het huidige knooppunt met vier verdiepingen en twee fly overs. In 1969 begon de bouw van het plein. Nederland stond versteld van zoveel grootstedelijkheid, en het Kleinpolderplein werd doel van zondagse toertochtjes. Dertig jaar later heeft de betonrot toegeslagen. Vijf strekkende kilometer bordes moet worden gerepareerd, de nieuwe lichtgrijze plekken lijken pleisters op het grauwe beton. Elke morgen komen de arbeiders uit het Limburgse dorp Maasbracht. ‘Een peulenschil’, zegt voorman Ruudje Zijlmans, ‘hier bij het stoplicht linksaf en dan honderdzeventig kilometer rechtdoor.’ Het Kleinpolderplein ligt op de rand van Overschie, de Rotterdamse deelgemeente met de grootste verkeersoverlast. Overschie ligt namelijk ingeklemd tussen de A20, industriegebied Spaanse Polder en de Rotterdamse luchthaven. Alsof dat nog niet genoeg is snijdt de A13 de woonwijken dwars doormidden. Tot de oorlog was Overschie een lieflijk dorpje aan de oever van de Delftse Schie. Na de annexatie door Rotterdam verrezen hier de galerij- en portiekflats van de wederopbouw. De wijk stroomde vol stadsbewoners die in de oorlog uit hun huis waren gebombardeerd. Allemaal mensen van dezelfde leeftijd die gezinnen stichtten en het land weder opbouwden. De eenzijdige bevolkingssamenstelling begint de wijk nu op te breken: vergrijzing, afname van het aantal inwoners, winkels die over de kop gaan. De goedkope huurwoningen trekken sociaal-zwakke bewoners aan, mensen met schulden, allochtonen, ex-gedetineerden, junkies. Wijkagent Pieter de Jong: ‘We zien de wijk langzaam verpauperen. Het is nog geen Spangen, maar dat kan het over vijf jaar wel zijn.’ Een tijd lang gebruikten drugsrunners het Kleinpolderplein om Franse toeristen op te pikken. Met hun scooters wachtten ze onderaan de afslag hun klanten op en brachten die naar dealers in Spangen, Oud-Mathenesse, maar ook in Overschie zelf. Vijf maanden geleden kwam daar, bij toeval, een eind aan. Vanwege de aanleg van de geluidsschermen werd op de A20 de afslag Overschie tijdelijk afgesloten, de ontmoetingsplek verschoof toen een afslag verder. Sindsdien is het veel rustiger, maar volgens De Jong hangen er soms weer scootertjes rond op het Kleinpolderplein. ‘Maar niet elke jongen op een scooter is een drugsrunner, ouderen zijn snel bang’, zegt hij relativerend. De twee blowende brommerjochies die ik onder het viaduct aantref, volgen in ieder geval allebei keurig een werkleertraject. De stoerste zegt zorgelijk: ‘Mijn moeder weet wel dat ik blow, maar als mijn vader erachter komt…’ Een ander vaste bezoeker van het Kleinpolderplein is visser Leen van Gemerden (74), bijna elke ochtend kun je hem vinden onder de brug over het Schie-Schiekanaal. Het plein overbrugt en passant namelijk ook nog het kanaal tussen de Delfhavense Schie en de Rotterdamse Schie. ‘Het water is hier zo schoon dat ik spierpijn krijg van het ophalen’, zegt hij, ‘vanmorgen heb ik er zeker al dertig gevangen. Waar die zijn? Terugggegooid natuurlijk.’ Als hij mijn ongelovige blik ziet wil hij het wel even demonstreren. En jawel: in drie worpen haalt hij twee voorntjes op. Om het haakje uit hun bek te halen moet hij even zijn leesbril opzetten. Van Gemerden moppert dat de ruimte onder het viaduct een zwijnenstal is. ‘De vuilnisdienst zit hier nota bene vlak aan het plein. Elke zaterdag staan er vier man hun eigen stoep te vegen. Maar op mijn klachten hoor ik nooit wat. Dus dan neem ik maar weer een bezem mee van huis en veeg alle blikjes en kranten in plastic tassen, die liggen er toch genoeg. Vooral junks die een shotje komen nemen maken er een bende van.’ Dat verhindert de voormalige beroepsmilitair niet om een praatje met ze te maken. ‘Je moet iedereen te vriend houden. Soms geef ik ze een gulden, maar niet te vaak, anders komen ze steeds terug.’ De Rotterdamse vuilnisdienst Roteb huist letterlijk aan het Kleinpolderplein, op nummer 5. Vroeger zat ook de brandweer hier – zij waren de ‘b’ van de afkorting Roteb – maar begin dit jaar is die naar een eigen pand verhuisd. De drie rode roldeuren zitten nu onder een dikke laag stof. Een klein groen bordje met daarop vier mannetjes in een kring herinnert nog aan de oefeningen die voor de deur werden gehouden. Bij zo’n bord moet iedereen na een ramp verzamelen om te tellen of er niet iemand mist. Ook de afgifte van grofvuil is van het Kleinpolderplein verdwenen, alleen veegafval en wit- en bruingoed worden hier nog ingenomen. Afgelopen zomer functioneerde de Roteb tevens als landelijke verzamelpunt voor de giften voor de slachtoffers van de Turkse aardbevingsramp. Het grootste deel van het terrein wordt tegenwoordig ingenomen door de bedrijfswerkplaatsen – de nieuwe ‘b’ in de afkorting. Hier staan niet alleen de vuilniswagens met beroemde dichtregels op de zijkant – ‘Poëzie volgt de mens op de voet’ – maar ook ambulances en wagens van het energiebedrijf. In een betonnen loods ligt een vuilgele berg wegenzout, de strooiwagens zitten van hieruit meteen op de snelweg. De Roteb is niet de enige bewoner van het plein, op nummer 1 ligt Lilian Butter met haar woonboot. Buiten hangt de was te drogen, rietpluimen wiegen in de wind, haar dochter schommelt op het terras: het dorpsleven in optima forma. ‘Van de vorige eigenaar hoorde ik dat dit eigenlijk een tijdelijke plaats was. Na de aanleg van het nieuwe Kleinpolderplein zou hij verderop aan het kanaal komen liggen, bij de andere boten. Maar na voltooiing bleek het viaduct te laag, en dus liggen we nog steeds hier.’ De enige aantasting van haar privacy komt van de pleziervaartuigen die ’s zomers in file langs haar ramen varen. Maar het watersportseizoen is afgelopen en in de jachthaven aan de overkant zetten de would be kapiteins hun boten in de menie. En dan is er nog een illegale bewoner die zich schuilhoudt onder een fly-over, een jonge kerel met een mooie volle baard en golvende zwarte haren. Van een afstandje lijkt het of hij zit te mediteren, maar hij blijkt verdiept in de folder van een reisbureau. Vriendelijk legt hij een schone krant voor me neer als ik bij hem ga zitten. ‘Ik ben nogal dwangmatig’, zegt hij zachtjes,‘ eigenlijk zou ik antidpressiva moeten slikken om dat te bestrijden. Maar er is geen 24-uurs arts in Nederland waar ik zo binnen kan lopen.’ En dus blijft hij hier zitten en leest. Eten doet hij al een tijdje niet meer. ‘Ik haalde brood uit containers, dat beviel me niet. Naar de winkel gaan lukt niet, dus nu eet ik helemaal niet meer. Ik vermoed dat mijn overlevingsinstinct op een gegeven moment wel weer gaat werken.’ Hij maakt zich meer zorgen om de schoolkinderen die af en toe langskomen en stenen naar hem gooien. ‘Kinderen zijn kwaadaardig, ze schelden me uit voor junk en dat ben ik helemaal niet. Waarom laten mensen me niet met rust?’ In de controlekamer van de Verkeers Centrale Rotterdam tonen twee tv-schermen beelden van het Kleinpolderplein. Zeven camera’s houden de doorstroming van het plein 24 uur per dag in de gaten. Het plein heeft dan ook een reputatie op te houden, het komt maar liefst twee keer voor in de file topvijftig van 1998. Op de meeste knooppunten staat de file ’s morgens de ene kant op, en ’s avonds de andere kant. Zo niet op het Kleinpolderplein: daar is het altijd druk, en bovendien in alle richtingen. Natuurlijk is er een ochtend- en avondspits, maar het verkeer kan ook midden op de dag plots vastlopen. Vooral de files in de avondschemering zijn mooi om te zien. De koplampen rijgen zich aaneen tot een lange stoet. Het doseerlicht draait zijn rondjes groen-rood-oranje-groen en laat telkens één auto vanaf de rotonde de A20 oprijden. Een duidelijk zichtbare fotocamera zorgt dat er geen twee auto’s tegelijk doorrijden. Steeds denk je dat het verkeer volkomen tot stilstand komt, maar toch blijft de stroom stroperig bewegen. Zenuwlijders wisselen snel van baan om een paar meter te winnen. Tot er plots een grens wordt overschreden en het verkeer op drie verdiepingen met een zucht muurvast komt te staan. Stilte. Alleen een motorrijder slingert moeizaam tussen de rijen auto’s door. De ondergaande zon werpt een roze en turkooizen glans op de glazen geluidsschermen, het lijken opeens reusachtige zeepbellen. Op de flat Absthove springt de reclame van Van Leeuwen Buizen aan in wit, blauw en geel, even verderop antwoordt de Van Nellefabriek met rode neonletters die aan- en uitfloepen. In de auto’s grijpen de bestuurders naar hun mobiele telefoon: ‘Schat, ik kom wat later.’ Een deel van het verkeer uit Rotterdam kiest een sluiproute. ‘Als het Kleinpolderplein vaststaat en ik moet naar Utrecht, dan ga ik via het Kralingse Bos’, zegt een Hindoestaanse jongen bij het tankstation. ‘Moet ik in Den Haag zijn, dan rijd ik dwars door Overschie en dan achterlangs Zestienhoven. En als het daar vaststaat heb ik nog een tweede alternatief. Maar dat verklap ik niet.’ De vrachtwagens van rijschool Koos van der Bilt wachten tot de files voorbij zijn voor ze het Kleinpolderplein weer gebruiken als oefenterrein voor hun rijlessen. Vooral de rotonde op het nulniveau, waar het verkeer uit de stad wordt afgewikkeld, is populair. ‘Er zitten een paar prachtige gemenigheidjes in’, grijnst instructeur Ed van Steenbergen. ‘Ik laat ze van Overschie richting Den Haag rijden. Als ze dan te ver optrekken, zien ze helemaal niets meer en moeten ze op de gok het plein op. Mooi, man.’ De vrachtwagenchauffeurs in spe moet niet alleen rekening houden met auto’s, ook fietsers hebben voorrang. Terwijl leerling Léo langzaam optrekt houdt Van Steenbergen de acht buitenspiegels en de ene binnenspiegel nauwlettend in de gaten. Ongeïnspireerd draait de vertegenwoordiger in dropjes zijn verkooppraatje af tegen de exploitant van het Fina-tankstation. ‘Kom volgend jaar maart maar terug’, zegt Den Held tegen hem, ‘mijn shop wordt twee keer zo groot en dan heb ik misschien belangstelling’. Als de man in het wijnrode colbert weg is, schudt hij zijn hoofd: ‘Tss, zo’n man stelt zich niet eens voor.’ In de naaste omgeving van het Kleinpolderplein liggen drie tankstations, maar alleen het Fina station ligt echt aan het plein. Aan de andere kant kijkt het uit op een lege vlakte, de flats die daar stonden werden afgelopen jaar gesloopt. Den Held is er niets rouwig om. ‘Niks als uitschot woonde daar, ze maakten alles kapot.’ Het nieuwe stedenbouwkundig plan Kleinpolder Zuid-West voorziet in woningen, kantoren en bedrijfsruimtes op de open plek, die spottend ‘de duinen van Overschie’ wordt genoemd. Maar de kans is klein dat die er komen want het terrein ligt ruim binnen de zone waarin de luchtkwaliteit volgens de normen onverantwoord slecht is. Dat geldt trouwens voor een fors deel van Overschie, maar ja, daar staan al huizen en wie zal die mensen uit hun huis jagen? Districtsmanager Ronald van Pinxteren van het Woning Bedrijf Rotterdam (WBR) lanceerde half oktober een poging daartoe. Hij besloot om geen cent meer uit te geven aan de negenhonderd woningen die binnen de rode zone liggen. Wil hij de omgeving van het Kleinpolderplein echt laten verkrotten? Dat blijkt mee te vallen, Van Pinxteren wil vooral het ministerie van VROM onder druk zetten, want dat probeert de normen op te rekken. ‘Als sociaal verhuurder willen wij dat het probleem bij de wortel wordt aangepakt: minder verkeer over de A13. Dat kan alleen als A4 onderhand eens wordt aangelegd.’ Over deze rechtstreekse verbinding tussen Delft en de Beneluxtunnel wordt al decennia gepraat. Het meest recente plan is een tolweg, te financieren door het bedrijfsleven. Maar zelfs als de A4 er komt én de auto’s schoner worden, dan nog zal een deel van Overschie niet voldoen aan de normen. Op 2 november belegde de PvdA Overschie daarover een buurtvergadering. De buurtkerk was afgeladen vol, meer dan honderdvijftig buurtbewoners kwamen opdagen. Bij geluidsoverlast hebben de meeste mensen zich al lang neergelegd, bovendien zijn de nieuwe geluidsschermen midden volgend jaar gereed. Maar hoe erg is het nu eigenlijk gesteld met de luchtkwaliteit? Volgens een recent rapport van de Rotterdamse GGD lopen mensen die vlak langs de snelweg wonen net zo’n groot gezondheidsrisico als iemand die zestien sigaretten per dag passief meerookt. Dat aantal spookte door de zaal, maar het klinkt erger dan het is: het is minder dan zélf twee trekjes van een sigaret nemen. Niet erg gezond, maar een ramp? Verder lopen cara-patiënten die dichter dan honderd meter van de snelweg wonen, zesmaal meer risico op een aanval. Maar die mensen kun je met een medische urgentie ook elders in de wijk huisvesten. De woningen in de rode zone slopen zou niet alleen de huidige bewoners treffen, maar ook het draagvlak van de buurt verder verzwakken. Overschie loopt nu al langzaam leeg, verscheidene winkeliers hebben al het loodje gelegd. De zaal komt er niet uit, daarvoor lopen de belangen te ver uiteen. Alleen over de bestrijding van sluipverkeer door de wijk is iedereen het eens. Makelaar Peter Prins, geboren en getogen in Overschie, zou de geplande woningen in de Overschiese duinen graag gebouwd zien. ‘Die verkoop ik binnen een week. Uiteraard zijn de prijzen hier wat lager, je woont tenslotte met een handicap. Ik ben nu bezig met de verkoop van een huis aan de Schansweg, pal onder het Kleinpolderplein. Dat gaat vier ton opbrengen, in Hillegersberg zou datzelfde huis zeven ton opbrengen.’ Cok Roodenburg, eigenaar van het huis: ‘We wonen hier al 28 jaar en ik heb nog nooit zo rustig gewoond: geen trams, geen brommers, geen doorgaand verkeer, niks. Als er ’s avonds koplampen de straat indraaien, kijk je wie het is.’ Na afloop van de vergadering ligt het Kleinpolderplein eenzaam onder het uitgebleekte licht van de lantaarns. Het aantal auto’s is drastisch afgenomen, af en toe komt er een voorbij als een speelgoedwagen op een racebaan. Soms is het even helemaal stil, geen auto, geen motor, geen beweging. Dan lijkt het Kleinpolderplein een maquette van schaal één op één, een kwetsbare afspiegeling van zichzelf. In de flat Abtshove blijven bijna alle gordijnen open, twaalf verdiepingen hoog en twaalf woningen breed, een gros lege ogen kijkt uit op het nachtelijke verkeersplein.
Taal / Language
Boeken
- Asfaltreizen – Een verkenning van de snelweg
- Binckhorst Magazine
- De marktgids voor Amsterdam
- De mobiele stad – Over de wisselwerking van stad, spoor en snelweg
- De Ronde van U.
- De vierkante meter
- Eigen baas – Kort & krachtig
- Eindhoven Hoofdstad
- Groeten uit Vinexland
- Handboek Eigen Baas (gratis)
- Het land van Lely – Reisboek in 103 stukken
- Kruispunt Utrecht
- Kunstwerken & Kunstwerken
- Lelysteden – Een associatieve reisgids
- Naar een alzijdig station
- Onder Weg!
- Onze Plek – Van Garrelsweer tot Groenstraat
- Ruimte voor de Amsterdamse binnenstad
- Slim Zand – Hoe ASML verscheen in Veldhoven
- Snelweg x Stad
- Stedelijke vraagstukken, veerkrachtige oplossingen
- Streetwise Rotterdam
- Turtle 1 – De auto uit Afrika
- Wij zijn goed
Kranten en tijdschriften
Projecten
Onderwerpen
Series
- De kust
- De lunch
- De markten van Amsterdam
- De mobimens
- De telefooncel
- Dossier A2
- Dossier A4
- Dossier A10
- Dwars kijken
- Expats
- Fietsverkenningen zuidwestflank Amsterdam
- Get your kicks on the E3
- Groeten uit Vinexland
- Het ontwerp
- Het product
- IJ-tje
- Na dato
- Noord-Amsterdam
- Onze Plek
- Poldernormen
- Rond Brussel
- Sloop
- Stedenatlas
- Strijd om de ruimte
- Tand des tijds
- Turtle 1
- Wat doet dat daar
- Weststrook
- Zinloze mobiliteit