De bunker in Vught werd door de Duitse bezetter gebouwd en diende na de oorlog als cel voor foute Nederlanders en daarna voor de opvang van Molukkers. Tegenwoordig herbergt de bunker verschillende regimes, waaronder de TEBI, waar vluchtgevaarlijke gedetineerden worden opgesloten.
Hoewel het gebouw nog de geest van de oorlog ademt en geschikt lijkt voor echte ‘bajesfilms’, is het de afgelopen tijd aangepast aan nieuwe eisen, dus uitgerust met isoleercellen, scheerruiten, fluisterkasten en NATO-prikkeldraad. Terug naar een ‘schuldige’ plek.
Bezoekers van gevangenis Nieuw Vosseveld en bezoekers van Nationaal Monument Kamp Vught moeten dezelfde weg volgen om op hun bestemming te komen, een doodlopende weg die eindigt op een gezamenlijk parkeerterrein. Nieuw Vosseveld en Kamp Vught liggen letterlijk zij aan zij, de afstand tussen de muur van het gevangeniscomplex en de muur van het monument bedraagt nog geen vijf meter. Tussen beide muren ligt keurig aangeharkt grind.
‘Regelmatig komen hier mensen vragen of dit de gevangenis is’, zegt een gepensioneerde vrijwilliger achter de balie van het Nationaal Monument, ‘als ik dan uitleg dat dit een concentratiekamp was zijn ze niet zo geïnteresseerd.’ Hij wijt dat aan de jeugdige leeftijd van de bezoekers. Dat ze veelal van buitenlandse afkomst zijn, vermijdt hij zorgvuldig. Het is hem al pijnlijk genoeg.
Om de gevangenis binnen te komen moet je door veiligheidssluizen en metaaldetectoren, overal hangen bewakingscamera’s. De meeste gebouwen op het uitgestrekte terrein ogen vriendelijk, het zouden ook ziekenhuispaviljoens kunnen zijn. Zo niet unit 1, die meestal wordt aangeduid als ‘de bunker’ of ‘het hoofdgebouw’.
Het sombere bakstenen gebouw van twee verdiepingen is een gevangenis in een gevangenis: het is omgeven door een eigen muur met daarop tautwire, een driedubbele draad die aanrakingen detecteert en vervolgens de bewakingscamera’s op de verdachte plek richt. De hoofdpoort is bovendien getooid met NAT0-draad: prikkeldraad met scheermesjes. Binnen in de bunker zijn de celdeuren voorzien van een klein luikje, agressieve gevangenen moeten hun handen daar doorheen steken om zich handboeien om te laten doen, pas daarna gaat de stalen deur open. De straf- en isoleercellen zijn zelfs voorzien van een dubbele stalen deur, zodat de bewaarder nooit onverwacht oog in oog met de gevangene kan komen te staan.
‘Gebouwelijk vind ik de bunker fantastisch, dit is tenminste een echte bajes’, zegt Chris, een 33-jarige bewaarder die zijn achternaam uit veiligheidsoverwegingen niet vermeld wil zien. Je zou hier inderdaad een klassieke bajesfilm kunnen opnemen, de uitstraling houdt het midden tussen Escape from Alcatraz en One flew over the cuckoo’s nest.
De bunker herbergt verschillende regimes. In de gangen die dienst doen als inkomstenafdeling van het Huis van Bewaring is de bejegening ontspannen, de strenge aanpak geldt alleen in de gangen van de Landelijke Afzondering Beheersgevaarlijke Gedetineerden (LABG) en van de Landelijke Afzonderingsafdeling (LAA). ‘In het Huis van Bewaring komen soms first offenders terecht, die jongens zie je zich helemaal wezenloos schrikken’, vertelt Chris, ‘maar de bewoners van mijn afdeling hebben een lange weg doorlopen voor ze hier terechtkwamen, dit is de spreekwoordelijk vergaarbak van het gevangeniswezen. Hier zitten mensen die alle kansen hebben verknald, gevangenen met ernstige gedragsstoornissen, maar ook echte klootzakken.’
De bunker is midden in de oorlog gebouwd door de Duitse bezetter, het was de gevangenis van Konzentrationslager Herzogenbusch. Hier werden bewoners afgestraft die de kampregels hadden overtreden, bovendien zaten hier mensen die wachtten op hun executie of op transport naar een ander kamp.
In de nacht van 15 op16 januari 1944 speelde zich hier het ‘bunkerdrama’ af: bij wijze van strafmaatregel werden 74 vrouwen opgesloten in één cel van nog geen negen vierkante meter. ‘Toen het licht uitging barstte de paniek in volle hevigheid los’, vertelde Tineke Wibaut later. ‘Het was een vreemd aanzwellend geluid, dat af en toe wat afebde en dan weer opnieuw aanzwol. Het werd voortgebracht door biddende, gillende en schreeuwende vrouwen. Sommigen probeerden er doorheen te roepen om de vrouwen tot kalmte te manen en geen zuurstof te verspillen. Soms hielp dat, heel even, maar dan begon het weer. Het hield niet op, die hele nacht niet, het werd alleen minder luid. De hitte werkte verstikkend.’
De cel was kort daarvoor gepleisterd; door de warmte en het vocht van de lichamen kwam uit de mortel salpeterzuur vrij, dat bijtende brandwonden veroorzaakte. Toen de celdeur de volgende dag werd opengemaakt waren tien vrouwen gestikt.
Uit piëteit is cel 115, waar het bunkerdrama zich afspeelde, na de oorlog nooit meer gebruikt om mensen op te sluiten. Maar de rest van de cellen kwam uitstekend van pas voor oorlogsmisdadigers, NSB’ers en zwarthandelaren. ‘Foute Nederlanders’ opsluiten in een voormalige SS-gevangenis, een zekere logica kon deze nieuwe bestemming niet ontzegd worden. Eind jaren veertig kwam Kamp Vught leeg te staan, ook de gevangenis was niet meer nodig voor het ‘Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging’. De meeste barakken van het voormalige kamp werden na de onafhankelijkheid van Indonesië bestemd voor de Molukse militairen van het KNIL, de bunker en de rest van de barakken kwamen in handen van de ‘Directie Gevangeniswezen’. De bunker werd een normale gevangenis en twee jaar later een ‘gevangenis voor jeugdigen’, waar jonge mannen van achttien tot drieëntwintig jaar werden opgesloten. Nieuw Vosseveld was geboren.
Voor fijnzinnige beschouwingen of het wel gepast was om een nazi-gevangenis te gebruiken voor ‘gewone gevangenen’, was vlak na de oorlog geen sprake. Er was gebrek aan alles, dus ook aan cellen. De discussie over schuldige landschappen en schuldige gebouwen zou nog ruim twee decennia op zich laten wachten.
Het regime was losjes, herinnert ex-directeur Paul Koehorst zich, de meeste gedetineerden verbleven overdag in de oude barakken van Kamp Vught, pas om half tien ’s avonds werden ze naar ‘het hoofdgebouw’ gebracht om te worden ingesloten voor de nacht. De gevangenis zag er nog in grote lijnen hetzelfde uit als in de oorlog, pas rond 1970 werd het gebouw ingrijpend gemoderniseerd om de veiligheid te vergroten.
Aan de buitenzijde kregen de vensters ‘scheerruiten’, schuin oplopende ondoorzichtige glasplaten die verhinderden dat gedetineerden naar buiten konden kijken. De cellen kregen stalen deuren, alleen cel 115 behield zijn houten deur met een rond kijkgaatje op ooghoogte. ‘Soms kwamen er mensen langs die de dodencel wilden zien’, vertelt Koehorst, ‘als de omstandigheden het toelieten improviseerden we wat.’
Ook na de wederopbouwperiode is er volgens Koehorst nooit maatschappelijk debat ontstaan over de vraag of je jeugdigen wel moest opsluiten in de gevangenis van een voormalig concentratiekamp. ‘Er was wel eens een gedetineerde die klaagde dat een familielid hier gezeten zou hebben, maar daar zat meestal een verborgen agenda achter, namelijk dat hij liever in het noorden of westen van het land wilde zitten.’
Halverwege de jaren tachtig nam de behoefte aan cellen sterk toe en begon de expansie van Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld. De inrichting nam steeds grotere stukken van Kamp Vught in bezit, barakken werden vervangen door nieuwbouwpaviljoens. De oude bunker kreeg in 1993 een nieuwe bestemming als TEBI, Tijdelijke Extra Beveiligde Inrichting.
Lange tijd was de TEBI de zwaarst beveiligde gevangenis van Nederland, hier kwamen extreem gewelddadige en vluchtgevaarlijke gedetineerden terecht. In die tijd zijn de extra sluizen met stalen deuren, de boeienluiken, het Nato-draad en de camera’s aangebracht. Er werden gijzelingsprotocollen opgesteld en op de binnenplaats verrezen luchtkooien om de gedetineerden apart te kunnen luchten.
De ‘scheerruiten’ zorgden al dat mensen niet naar buiten konden kijken, nu werd ook zogenaamde fluisterkast op de buitengevel aangebracht, een rasterwerk van dempend materiaal om te voorkomen dat gevangenen elkaar roepend informatie konden doorgeven. De isoleercellen op de begane grond kregen bewakingscamera’s aan het plafond om psychisch verwarde gedetineerden 24 uur per dag in de gaten te kunnen houden.
Een paar jaar voor de ombouw van de bunker tot TEBI was cel 115 al nagebouwd in het Nationale Monument Kamp Vught, om precies te zijn in de voormalige lijkenopslag van het crematorium. Zelfs de originele houten deur, de grijze vloertegels en het raam met de acht ruitjes zijn overgebracht. Alle goede bedoelingen ten spijt gaat van het resultaat een emotieloze steriliteit uit. De verschrikking is verdwenen, in deze cel hangt eerder de contemplatieve sfeer van een kloostercel dan de terreur van de dodencel.
Ook de hoge muur van het gevangeniscomplex op de achtergrond – zeker tweemaal zo hoog als de nagebouwde prikkeldraadversperring van het oude concentratiekamp – doet de verschrikkingen teniet: de popperige afmetingen verlenen het kamp bijna een nostalgische intimiteit. Een gevaarlijke misvatting.
‘Absolute macht is niet uit op het beperken van de vrijheid, maar op het vernietigen ervan. () De SS ontwerpt een ondoordringbaar systeem van voorschriften, dat door het personeel naar eigen inzicht kan worden toegepast. Geen enkele gevangene kan aan al deze voorschriften voldoen’. Zo luidt een deel van het eerste tekstpaneel bij de tentoonstelling in het Nationaal Monument. Juist in deze perverse systematiek schuilt het verschil met de huidige bunker, waar ook de meeste gewelddadige gevangene recht heeft op een uur luchten per dag en tweemaal per week douchen en telefoneren. ‘Tijdens de nachtdienst rustig met de deuren’, waarschuwt een bordje op de gang.
In de bunker is de echte cel 115 in gebruik als linnenkast. Op lange planken liggen handdoeken, sokken, sportschoenen en overalls voor de gedetineerden. Er staan emmers en dweilen waarmee ze hun cel kunnen schoonmaken, voor de persoonlijke verzorging liggen scheersetjes, stukken zeep en tandenborstels klaar. En er staan potten pindakaas en chocoladepasta.
Bewaarder Chris: ‘Gevangenen hebben recht om een keer per week boodschappen te bestellen bij de gevangeniswinkel. Maar in verband met de veiligheid is glas hier in de cel verboden, dus als ze pindakaas bij het ontbijt willen, dan moeten ze dat ’s avonds opgeven, dan doen wij met een lepel een lik pindakaas in een plastic bakje.’
Volgens kunstenaar Tjallien Walma van der Molen is de linnenkast een onwaardige manier om de dodencel te gedenken. Samen met architect Roel Gevers kreeg zij bij wijze van meesterproef de opdracht om van de bunker een cultureel centrum voor gedetineerden te maken (zie Smaak ). Ze ‘toverden de gevangenissfeer om naar de positieve sfeer van een klooster’ en voor cel 115 ontwierpen ze een lichtinstallatie die de herinnering aan het drama terug moet brengen.
Voormalig algemeen directeur Paul Koehorst, tegenwoordig veiligheidsadviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen, gelooft er niets van dat de bunker wordt verbouwd tot cultureel centrum, ‘voorlopig kunnen we in dit land geen cel missen.’ Voor cel 115 is dat misschien ook maar beter, want een complexere installatie dan de linnenkast is moeilijk voorstelbaar: de verschrikkingen van de nazi-tijd worden fysiek verbeeld door de stalen kooien tegen de buitenmuur waarin de gevaarlijkste gedetineerden als wilde beesten apart worden gelucht, tegelijk tonen de handdoeken en de potten pindakaas het herstel van het rechtssysteem en de transformatie die de bunker na de vernietiging van het Derde Rijk onderging. ‘Voorwaarts en niet vergeten.