‘Het meest naargeestige schijnterritorium voor de beeldende kunst.’ Met deze woorden zette Dirk Sijmons, de voormalige Rijksadviseur voor het Landschap, de rotonde neer. Marcel Smets, de Vlaamse Bouwmeester, is minstens zo badinerend: ‘Het kunstwerk op de rotonde wordt een veredelde wegwijzer of een reclamebord.’
Het fenomeen rotondekunst bloeit, in weerwil van de officiële afkeer. Omwonenden, bedrijven, woningcorporaties en ambitieuze wethouders lopen over van enthousiasme om rotondes aan te kleden. Nauwelijks beknot door kunstbeleid, welstandsnormen en goede smaak schieten de rotonde-ontwerpen uit de grond.
De kwaliteit wisselt sterk. Er staat veel verdrietigs op de middeneilanden, slechts sporadisch tref je een pareltje aan. Maar meer nog dan in de kwaliteit van de kunst, is het Rotondologisch Genootschap – dat zijn Jonker en Van den Boomen – geïnteresseerd in de spiegel die de middeneilanden ons voorhouden.
Deze lezing is opgehangen aan de case Barendrecht. Niet alleen omdat Barendrecht hier vlakbij ligt en Rotterdam zelf als stoere wederopbouwstad en als hoekige, rechtlijnig autostad nauwelijks rotondes heeft en nog minder kunstwerken, maar vooral omdat Barendrecht de rotondehoofdstad van Nederland is.
Op een bevolking van 45 duizend zielen telt Barendrecht maar liefst 19 rotondekunstwerken, variërend van een namaak zonnewijzer gesponsord door de plaatselijke Rabo-bank tot de reusachtige, met klimop begroeide letters G R O E N van Maarten de Reus. Als Rotterdam deze ratio zou aanhouden, moet het 250 kunstwerken op rotondes plaatsen. Je moet er niet aan denken.
Voor de titel van rotondehoofdstad heeft Barendrecht de portemonnee niet hoeven trekken. De gemeente heeft zich namelijk laten sponsoren: bedrijven konden intekenen om een rotonde onder hun hoede te nemen in ruil voor een bescheiden naamsvermelding van maximaal 60 bij 40 centimeter.
Barendrecht staat overigens niet alleen in deze aanpak, onlangs besloot de gemeente Zeewolde om hetzelfde te doen.
Het is nog steeds uitzonderlijk dat een hele gemeente zo wordt aangepakt, maar de sponsoring van individuele kunstwerken is aan de orde van de dag: een woningcorporatie die haar innige verbondenheid met een dorp wil uitdrukken, een bouwondernemer die zijn dankbaarheid wil tonen, een projectontwikkelaar die een vinex-wijk smoel wil geven, een bestuur van een bedrijventerrein dat zich van zijn culturele kant wil laten zien, een natuurorganisatie die ‘een stukje educatie’ wil overbrengen. U ziet, de mogelijkheden zijn schier eindeloos.
Het gaat ons niet om sponsoring an sich, het gaat ons om de resultaten. Want zoals sponsoring soms prachtige werken tot stand kan brengen, zo kunnen kunstenaars en cultuurcommissies de vreselijkste drollen opleveren. Al heb je iemand als Wim T.Schippers nodig om dat letterlijk te nemen.
We hebben, naast een mooi werk, vooral veel middelmatigheid en onbenul gezien. Moet het anders? Jazeker, moet het anders. Kan het ook anders? Ja, dat kan. Maar zoiets komt niet vanzelf tot stand.
Het Genootschap heeft geen vooropgezette, vastomlijnde mening over wel of geen kunst op rotondes. Of over wat voor kunst dat dan wel zou moeten zijn.
Soms is een bloemenperk een perfecte invulling voor het middeneiland, een andere keer een autonoom kunstwerk van indrukwekkende proporties of een hoog opklaterende fontein. En vaak is het genoeg om simpelweg de rommel van verkeersborden, hekken en paaltjes opruimen.
En heel soms blijkt het zelfs mogelijk de hele rotonde op te ruimen en te vervangen door een ouderwets dorpsplein, jawel, zo’n plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Dat zijn momenten dat het Genootschap stilletjes juicht.
Dat de formulering van de opdracht het halve werk is, is inmiddels breed geaccepteerd. Bureaus voor kunstbemiddeling en centra voor beeldende kunst hebben ervaring met het verlenen van opdrachten voor kunst in de openbare ruimte. Deze expertise is volgens het Rotondologisch Genootschap niet altijd voldoende.
In de analyse van de rotonde en zijn omgeving moet eerst en vooral de vraag worden beantwoord wat de rotonde nodig heeft: dat kan kunst zijn, maar ook iets anders, of helemaal niets. En misschien moet er juist iets weg.
Verder legt de analyse de onmogelijkheden bloot die de verkeersveiligheid met zich meebrengt en tegelijk kunnen, door het vroegtijdig betrekken van de wegbeheerder, de randvoorwaarden minder knellend worden gemaakt.
In zo’n analyse hoort ook een verkenning van de historie van de rotonde en zijn omgeving. Daarin kunnen aangrijpingspunten schuilen, maar ook gevoeligheden, irritaties en beperkingen.
Op basis van zijn database met honderden voorbeelden heeft het Genootschap de volgende eisen voor een goed ontwerp geformuleerd:
- Heldere keuze. Kies voor het sublieme – voor kunst met een hoofdletter dus – of voor lokale eenvoud. Vaak zijn pretentie en kwaliteit echter niet met elkaar in balans. Nog erger zijn de ongewenste cadeautjes op de middeneilanden. In zijn befaamde sketch over het defilé op Soestdijk legde Wim Sonneveld uit wat er met al die welgemeende huisvlijt gebeurt die de koningin in ontvangst moet nemen: ‘Die flikkeren we hups, achter de rododendrons.’ Helaas is een rotonde nu juist een van de meest zichtbare plaatsen van een stad of dorp.
- Context. De rotonde is in zijn vorm weliswaar een autonome verkeersmachine, maar hij ligt op een plek, is ingebed in een omgeving. Juist door in het ontwerp een relatie met de bredere context te leggen kan hetfremdkörper,dat elke rotonde is, iets van zijn ongenaakbaarheid verliezen.
- Goede maatvoering. Bij rotondekunst is de sokkel het gegeven waaraan het kunstwerk zich dient aan te passen. Veel ontwerpen houden geen rekening met de afmetingen die de rotonde in kwestie heeft en zijn te iel.
- Oog voor het ronde karakter. Het lijkt niet te missen dat een rotonde rond is, toch zijn er veel ontwerpen die alleen bij een frontaal aanzicht een goed beeld opleveren en bij een rondgang door de mand vallen.
- Goed opdrachtgeverschap. Het ontwerp kan niet beter zijn dan de opdracht. Als de opdrachtgever eigenlijk niks wil, moet hij dat ook zeggen. Want ‘niks’ op een rotonde kan een zegen zijn.
- Budget. Een ontwerp kan niet verder springen dan de financiële polsstok lang is. Te vaak wordt een gebaar gemaakt dat in armoedigheid blijft hangen.
- Begrijpelijkheid. En rotonde is bij uitstek een publieke plek, een alledaags ankerpunt, en dus moeten ontwerpen begrijpelijk zijn. Dat hoeft niet per se in intellectuele zin te zijn, het kan ook op emotioneel of esthetisch niveau. Een pleidooi voor platheid is dit niet, wel een eis dat een werk door zijn gelaagdheid ook toevallige, ongeïnteresseerde passanten raakt.
Tot slot: zoals 3VO, het voormalige Veilig Verkeer Nederland, adviseert: ‘Bij twijfel niet inhalen’, zegt het Genootschap: ‘Plannen voor een rotondekunstwerk? Leun achterover en wacht rustig of het niet vanzelf overwaait.’
Lezing in het Groot Handelsgebouw in Rotterdam ter gelegenheid van de Dag van de Architectuur