Bouwers kijken liefst vooruit. Toch is het noodzakelijk om af en toe terug te kijken, al is het maar om vanuit het verleden een nieuw licht te laten schijnen over het heden. De serie ‘na dato’ onderzoekt vergeten episodes uit de bouwgeschiedenis. Deze maand: de galerijflat.
Vraag mensen naar de kleurenkaterns die Vrij Nederland vroeger elke week maakte, en veel mensen herinneren zich spontaan ‘de Flat’. In 25 pagina’s schetsten Gerard van Westerloo en Elma Verhey een beklemmend beeld van het leven in een galerijflat aan het begin van de jaren tachtig. Achter de voordeuren waren de flats verbouwd tot paleisjes, maar op de galerijen en in de lift heersten anonimiteit, wrok en wantrouwen.
Bewoners werden gek van de geluidsoverlast en trokken zich terug achter hun voordeur: ‘Contact was er al voldoende zonder dat je het wilde, contact was iets dat ontlopen moest worden.’ Doorstroming naar de rijtjeshuizen die tussen de flats stonden – het ideaal van de wijkgedachte – stokte, je moest minstens drie kinderen hebben om voor ‘een echt huis’ in aanmerking te komen.
In elke derde woning van ‘de flat’ stond iemand onder psychiatrische begeleiding, vier van hen waren na een zelfmoordpoging enige tijd opgenomen geweest. ‘Het is geen ziekte waar een naam voor bestaat, maar hij is op de Rossiniflat endemisch (…) Wie het heeft kan er niet over praten. Die zie je ook niet. Wie het heeft, zit binnen.’ In de volksmond was er wel een naam voor deze aandoening: flatneurose.
De geportretteerde flat stond in de wijk Stokhasselt aan de noordrand van Tilburg, maar hij had ook in Delfzijl, Den Helder of Den Haag kunnen staan. Deze flat was toevallig gebouwd door IBC, de Internationale Bouw Compagnie uit Best, maar hij had ook van Neduco, Dura Coignet of Van Eesteren kunnen komen. In grote golven zijn deze flats na de oorlog gebouwd, want de gemeente die systeembouw toepaste kreeg subsidie en, nog belangrijker, extra wooncontingenten. ‘Zoals de subsidie waaide, zo waaide je stedebouwkundige jasje’, gaf de verantwoordelijke stedenbouwer voor Stokhasselt later toe, ‘stripteasewoningen noemden wij het, uitgeklede woningen.’
De standaardflats van zes verdiepingen hoog en acht woningen breed hadden de woningnood opgelost, maar de maatschappelijke prijs bleek hoog. Toch was hoogbouw voor de oorlog een teken van optimisme en vernieuwing. Aanvankelijk waren flats bestemd voor de hogere klassen, die gemeenschappelijke voorzieningen als een portier, centrale verwarming en wasruimtes konden betalen. De Rotterdamse Bergpolderflat die in 1933 werd gebouwd voor arbeiders was een uitzondering. Een eenmalige uitzondering, zo schrijft Joosje van Geest in Honderd jaar woningwet en wooncultuur in Nederland, want alleen dankzij een particuliere gift bleek het project haalbaar. Een tweede arbeidersflat sneuvelde dan ook op de tekentafel. Minstens zo opmerkelijk als de doelgroep was de ontsluiting van de Bergpolderflat die Van Tijen, Brinkman en Van der Vlugt hadden ontworpen: het was de eerste galerijflat.
De galerijflat is een typisch Nederlandse vinding, die onze zuinigheid verenigt met de behoefte aan een eigen voordeur aan de straat. Die behoefte had eerder al het rijtjeshuis en de portiekwoningen opgeleverd, maar de Bergpolderflat liet zien dat een eigen buitendeur zelfs in flatvorm te realiseren was. In het jaar 1967 had tachtig procent van de geproduceerde meergezinshuizen een galerij. Kees Christiaanse omschreef de galerijflats in Archis als ‘de uiterste consequentie van het stapelen van voordeuren aan de buitenlucht’.
Er is in de loop van de tijd veel geëxperimenteerd met galerijen. In de jaren twintig gebruikte Brinkman al galerijen om de bovenwoningen van het Rotterdamse Justus van Effencomplex te ontsluiten. Hij maakte deze galerijen zo breed dat een bakkerswagen er overheen kon rijden, eigenlijk waren het meer luchtstraten. In de jaren zestig werden de galerijen opgevat als een apart element, dat met hangbruggen werd verbonden met de woningen. Zo ontwierp J.P Kloos in de Amsterdamse wijk Osdorp flats met overdekte galerijen die twee lagen maisonettes ontsloten, dus in totaal vier bouwlagen. Van den Broek en Bakema lieten in Leeuwarden en Hengelo de woonlagen een halve verdieping verspringen zodat de galerij meerdere verdiepingen tegelijk bediende.
Veel hielp het allemaal niet: flats bleven onveranderd impopulair, en galerijflats in het bijzonder. Dieptepunt in de beeldvorming was de Amsterdamse Bijlmer met de reusachtige kisten van tien verdiepingen en soms wel vijftig woningen per galerij. Toen de witte middenklasse wegtrok naar de rijtjeshuizen in groeisteden als Purmerend en Almere, werden de flats gevuld door nieuwkomers uit Suriname. Vanaf dat moment kon het imago van de galerijflat niet meer stuk: het lag definitief aan gruzelementen
Toch is deze beeldvorming niet helemaal terecht. Veel van de problemen zijn terug te voeren op het feit dat de verkeerde mensen er terechtkwamen: gezinnen. In de jaren negentig bleek dat flats weldegelijk in trek zijn bij yuppen en senioren met een stedelijke levensstijl. Meestal worden voor deze doelgroep portiekflats gebouwd, waarbij slechts een klein aantal woningen op een trap of lift uitkomt. Maar ook galerijflats komen in aanmerking, mits de galerij wordt weggemoffeld.
Begin jaren tachtig schreven Van Westerloo en Verhey over de gehate galerijflats: ‘En ze zullen er, kernoorlog of aardbeving niet meegerekend, nog wel zo’n jaar of vijftig blijven staan.’ Die voorspelling kwam niet uit: in 1990 zijn er zes gesloopt. Niet omdat ze technisch aan hun einde waren – alhoewel de geluidsisolatie belabberd is – maar omdat vernieuwing van de wijk dringend noodzakelijk was. De overige flats werden gerenoveerd, cosmetische ingrepen als timpaantjes en daklijsten moesten het monotone uiterlijk doorbreken.
De wijk schudde haar slechte imago van zich af, ook doordat de meeste kinderen inmiddels het huis uit waren en de bewoners vergrijsden. Op de plaats van de gesloopte flats verrezen 128 rijtjeshuizen en, opmerkelijk genoeg, een nieuwe galerijflat. Villa Verdi is een L-vormige seniorenflat van drie lagen, het terrein tussen de vleugels is omheind zodat een privétuin is ontstaan. De galerijen bevinden aan de tuinkant, zodat aan de voorkant niet opvalt dat het een galerijflat is.
Maar een happy end zat er niet in voor Stokhasselt. In de tweede helft van de jaren negentig kwamen hier drie ontwikkelingen bij elkaar: de Vinex-locaties werden opgeleverd waardoor de kansrijkste bewoners wegtrokken, Tilburg liberaliseerde zijn woonruimteverdeelsysteem volledig en asielzoekers stroomden het land binnen. In enkele jaren ontstond in Tilburg-Noord een Somalische gemeenschap van ruim 2.200 zielen, de grootste van Nederland. En uiteraard kwamen zij met hun grote gezinnen terecht in de goedkope galerijflats. De klachten en de onvrede van de oudere autochtone bewoners laten zich raden.
Inmiddels heeft Tilburg de wijk aangewezen als herstructureringsgebied, de komende twee jaar worden nog eens zes oude galerijflats gesloopt. Wat ervoor in de plaats komt is nog onzeker, in iedere geval komt er naast Villa Verdi een tweede seniorenflat. ‘Een galerijflat zou veruit het meest praktisch zijn’, zegt Jan van Kessel, directeur Wonen Noord van woningcorporatie Midden-Brabant, ‘maar die uitstraling kan hier echt niet meer.’ En dus komt er, ondanks het succes van Villa Verdi, een duurdere portiekflat.