De borden in Spaans Baskenland zijn in twee talen, de snelweg is voorzien van drie Europese nummers. Gebroederlijk dirigeren ze de automobilist richting Bilbao, maar de E3 volgde de eeuwenoude route van de Franse grens naar Madrid. Over drie banen slingert de weg door de Pyreneeën, Spaanse chauffeurs verleidend tot adembenemende inhaalmanoeuvres. In een bocht staat een kleine grafsteen ‘en memoria de Jose Ignacio Gabirondo Barandiaran’. In 1989 verongelukte hij hier, op 24-jarige leeftijd. Een vrachtwagenchauffeur? Een dronken jongen die uit het café kwam? Een van de wielrenners die hier op de vluchtstrook trainen? Bij het naastgelegen hotel weten ze het niet: er gebeuren hier zoveel ongelukken, ‘elke dag is het raak’.
‘Wil je ook whisky?’, vraagt de Zweedse chauffeur in zijn gekoelde cabine, ‘drink maar mee uit mijn mok.’ Maandagmorgen om drie uur is hij uit Oslo vertrokken, nu is het dinsdag vroeg in de avond. Tussendoor heeft hij in Nederland ook nog een vrachtje afgeleverd. Hem pakken ze niet bij controle’s op rijtijden: een maatje in Bordeaux zorgt voor verse tachograafschijven. Hij wil werken, veel werken. En veel geld verdienen. Vanwege de belastingen denkt hij erover om zich in Spanje te vestigen, een Madrileense vriendin heeft hij al. ‘Ze is 31, ik houd van oudere vrouwen, die weten wat een man wil.’
Stoffig is de weg, stoffig is de lucht en stoffig zijn de kleuren van de huizen en de Romaanse kerkjes langs de kant. Paars geverfde viaducten en citroengele lantaarnpalen doen daar niets aan af: Spanje is een ascetisch land dat veel kitsch kan verdragen. Boven een tankstation torent het enorme silhouet van een stier met zware kloten. Oorspronkelijk maakten de zwarte stieren reclame voor Osborne, nu vallen ze onder monumentenzorg. Verontwaardigd vertelt de vrouw achter de tapasbar dat activisten er vorig jaar een antikernenergieleuze op hadden gespoten. Zouden de logo’s van McDonald’s ook nog eens zulke beschermende gevoelens oproepen?
Bij Briviesca lokt een Arabische wegwijzer vakantiegangers naar een parkeerplaats. Dit is een van de vijf pleisterplaatsen op de weg naar Marokko, in een stacaravan zitten tolken gereed met informatie en een verpleegster met pleisters en aspirine. In de schaduw van zijn auto ligt een Marokkaanse man met zijn vrouw en twee dochters te slapen. Het wegnummer E3 herinnert hij zich nog goed, hij rijdt deze weg al sinds 1966. Toen begon hij in Barneveld als kippenslachter. Zijn zoons gaan dit jaar niet meer mee, ze vieren vakantie aan de Zeeuwse kust. ‘Met Nederlandse vrienden’, zegt hij trots.
Persoonlijke bediening is langs de Spaanse E3 is nog gemeengoed, zelfs bij veel selfservice-stations staat nog een pompbediende. Knipmessend is die hulp allerminst. De man in uniform bedient de pomp, ramen wassen en olie controleren moet je zelf doen. Obers in wit overhemd pakken met lepel en vork het servet van je bord, maar eisen daarvoor wel respect. Ook het assortiment van de tankstations weerspiegelt de Spaanse opvatting over service: harde porno, schoenborstels, een doe-het-zelf-alcoholtest. Geen overbodige luxe want bij een lunch hoort een fles wijn, de chauffeur moet zelf maar kijken hoe ver hij die leegdrinkt. Goudgeel gestoppeld strekken de velden zich uit in de zon, een verkeersbord is een belevenis op deze hoogvlakte. Bij een dorp zitten vijf oude mannetjes onder een boom. Belangstellend kijken ze naar de twee kerels die graan op hopen scheppen, een jongetje voetbalt eenzaam tegen een blinde muur. De vergrijzing van het platteland in notedop, daartegen helpt ook de ooievaar op de kerktoren niet. ‘Nee, tarwe is het niet, het is gerst, voor de dieren’, vertelt het mannetje met zonnebril en baseballcap. De rest knikt instemmend, dat heeft de chef goed gezegd.
Tegen twee uur neemt het verkeer af: siësta. Langzaam gaat het stof liggen. Alleen een enkele vrachtwagen spoedt zich nog voort en slaat bij het passeren nog wat extra hitte door mijn open raampje naar binnen. In de brandende zon stoken arbeiders oude planken op in een roodlaaiend vuur. Roofvogels cirkelen boven de weg. Ik rijd in mijn eigen roadmovie, m’n linkerarm roodbruin verbrand tot aan de mouw van het T-shirt.
In de buurt van Valladolid keert aarzelend de bebouwing terug: cementsilo’s, een spoorlijn, verspreide huizen. En een oude fabriek met daarin een hostal, de schoorsteen vermeldt in groene neonletters ook nog ‘club’. Ik ben nog niet door het velours gordijn naar binnengestapt, of ik weet dat ik fout zit voor een hotelkamer: zwoele discodreun, messing lampen, twee hooggehakte kortgerokte dames achter een fruitautomaat. Een ongeziene terugtocht zit er niet in, dus ik vraag zo neutraal mogelijk of ik hier kan slapen. Geamuseerd zegt de blonde madame achter de bar: ‘Mijnheer, kijkt u om zich heen.’ Ik lach, zij lacht, ik weg. Buiten schijnt de zon scherp in mijn ogen, de vlakte ligt er nog even heet en onbewogen bij. Alsof ik zo uit een tafereel van Marquez ben weggelopen. Daarna vallen de clubs langs de weg me vaker op: gesloten gebouwen met rolluiken, de meeste zonder de vermomming van motel.
Een groot deel van de Spaanse E3 bestaat uit ‘autovia’, volgens de legenda van de landkaart een ‘vierbaansweg met snelwegkarakteristieken’. De kruisingen zijn keurig ongelijkvloers, maar pal aan de vluchtstrook liggen hotels en restaurants. De rijbanen zijn gescheiden, toch mag je soms linksaf slaan. Het resultaat is zo snel als een snelweg en zo rommelig als een provinciale weg. En autovia’s worden, met geld van de Europese Gemeenschap, nog steeds nieuw gebouwd. Tussen Tordesillas en Alaejos bijvoorbeeld. Tweeëndertig kilometer voor 5.071.192.576 peseta’s, die zorgvuldigheid zal de Europese rekenmeesters vast geruststellen. Minder overtuigend is de opleveringsdatum: maart 1998. De asfalteermachine moet nog uitrukken.
Steeds grotere stukken grond blijven woest en ledig, de aarde kleurt naar oranjerood. Van Salamanca, ‘de mooiste Renaissance-stad buiten Italië’, zie je niet meer dan autosloperijen en een voetbalstadion. Daarna lijkt de wereld op te houden: het kan dus nog leger. En dan, op een kruispunt twintig kilometer voor de grens, ineens een lifter. Victor heet hij, een Portugese huisschilder die onderweg was naar zijn studerende neef in Spanje. De Guardia Civil nam zijn auto in beslag wegens gladde banden, nu moet hij terug naar huis zien te komen om de boete bij elkaar te scharrelen.
De serviceweg
Deel 11 van de E3-reis: Spanje. Bij Briviesca lokt een Arabische wegwijzer vakantiegangers naar een parkeerplaats. Dit is een van de vijf pleisterplaatsen op de weg naar Marokko.