Bouwers kijken liefst vooruit. Toch is het noodzakelijk om af en toe terug te kijken, al is het maar om vanuit het verleden een nieuw licht te laten schijnen over het heden. De serie ‘na dato’ onderzoekt vergeten episodes uit de bouwgeschiedenis. Deze maand: de instant homes van Fokker.
De industriële productie van woningen vormt een onweerstaanbare droom voor de moderne architect. Voormannen als Le Corbusier en Gropius fantaseerden al over gestroomlijnde productiehallen waar perfecte woningen van de lopende band rolden, die zouden een einde maken aan de modderige bouwplaatsen waar gebouwen in elkaar geknutseld worden. Wetenschappelijkheid in plaats van improvisatie. En welke fabrikanten zouden daartoe beter in staat zijn dan vliegtuigbouwers, die immers de productie van grote objecten paren aan uiterste precisie?
Begin jaren zestig begon Fokker na te denken over prefabwoningen om zijn productrange te verbreden. Het eerste ontwerp van het instant home stamt uit 1963 en was nog niet meer dan een tunnel uit sandwichpanelen op een onderbouw. Het werd pas menens toen de vliegtuigbouwer – samen met onder andere Shell, Hoogovens en Bruynzeel – door de gemeente Amsterdam werd uitgenodigd om plannen te ontwikkelen voor de Bijlmermeer.
Eigenlijk had Fokker op dat moment nog nauwelijks een visie op industriële woningen en het bedrijf benaderde schielijk Johan Schepers, die was afgestudeerd op een modulair bouwsysteem. Schepers voelde er niets voor om, zoals de Stichting Architectuur Research [?] in die tijd adviseerde, lichtgewicht woningen op zware betonnen dragers te zetten. Hij ontwierp een flexibele stalen draagstructuur waarin kunststof modulen konden worden geschoven. Een woning bestond uit een of meer van deze dozen, bewoners konden vervolgens met standaardelementen als natte cellen, bedrading en keukens hun woning op de gewenste manier indelen. Daarmee verving Schepers de gangbare tweedeling drager inbouwpakket door de driedeling drager-module-inbouwpakket.
Een paar weken na het kennismakingsgesprek werd Schepers op een vrijdagavond teruggebeld door Fokker: het bedrijf wilde met zijn idee verder, alleen moest het iets worden aangepast. De modules moesten er niet alleen van bovenaf in- en uitgetakeld kunnen worden, maar van alle zijden. En o ja, die wijziging moest wel snel worden doorgevoerd want maandagmorgen moest Fokker de plannen presenteren in Amsterdam.
Schepers werkte nonstop door en kon maandagmorgen om zeven uur acht A4’tjes overhandigen aan de gereedstaande bedrijfschauffeur. Aan het systeem zou daarna niets wezenlijks meer veranderd worden, net zo min als aan het formaat van de verslaglegging: alle documentatie over de Fokkerwoning is consequent op A4 vastgelegd. Schepers heeft alle ordners thuis staan.
Enkele maanden probeerden de verschillende fabrikanten om gezamenlijk een woning te ontwikkelen, maar de verschillen van inzicht bleken te groot. Vooral De Bond Aannemers Grootbedrijf zag niets in een product waarvoor zo weinig beton nodig was. Ook Shell en Hoogovens haakten af.
Fokker ging alleen verder en formeerde een projectteam waar Schepers een à twee dagen per week aan deelnam. Schepers: ‘We konden de directie er gelukkig van overtuigen om ons niet te richten op eengezinswoningen. Dat is weliswaar eenvoudiger omdat je geen drager nodig hebt, maar tegelijk zou zo’n aanpak volledig oninteressant zijn: je vervangt alleen baksteen door kunststof, zonder ooit verder te kunnen ontwikkelen.’
Wel kreeg het projectteam een andere eis opgelegd: houd het simpel. Het grote voorbeeld was de Philishave: Philips had al schetsen voor een versie met drie koppen klaarliggen, maar bracht eerst de eenkoppige Philishave op de markt. Anders dan een gebouw, moet je producten als instant homes in de loop van de tijd kunnen opwaarderen. Ook moest Schepers werken met de bestaande machines en technieken, wel kreeg hij de toezegging dat hij later tien procent van de fabricagekosten mocht investeren in de vormgeving. Met dat geld hoopte Schepers te zijner tijd de gewenste verfijning van het ontwerp te bereiken.
Bovendien golden de gouden principes van de vliegtuigbouw: één soort materiaal om verschillende uitzettingscoëfficiënten te vermijden en zo min mogelijk delingen. Zoals bij de vrachtversie van een Fokker Friendship de laadklep uit de romp wordt gezaagd, zo werden bij de woning de ramen er gewoon uitgezaagd. Om de woning transporteerbaar te houden maakte Fokker in de fabriek halve modulen, op de bouw werden die in elkaar gelijmd. Een complete module mat 5,70 meter in het vierkant en woog slechts drie ton.
De woning is schaal één op één ontworpen, met de werkbank naast de tekentafel. Eind jaren zestig waren er nog nauwelijks prefabonderdelen op de markt, dus moest Fokker elk onderdeel en elk detail zelf ontwikkelen: een flexibel verbindingsstuk om modules aan elkaar te koppelen, een hoekverbindingssysteem dat geoctroieerd werd, peesprofielen voor de ramen, een brandwerende coating voor het polyester die later zijn weg vond naar de vliegtuigbouw. De badkamer is ontworpen als geïntegreerd inbouwelement, compleet met toilet, boiler, afzuigsysteem en scheerstopcontact. Een Belgisch bedrijf maakt een prachtig proefversie, helaas kantelde de vrachtwagen tijdens het overbrengen en moest Fokker de legpuzzel provisorisch in elkaar lijmen.
De eerste proefwoning verrees in 1973 op het fabrieksterrein in Dordrecht. Daar was sowieso een portiersloge nodig, en door woning en portiersloge te combineren kwam Schepers aan de begeerde tweede bouwlaag. De proefwoning moest immers alle mogelijkheden van het systeem laten zien. Een jaar lang woonden drie verschillende huishoudens met kinderen in de proefwoning en later nog een alleenstaande onderzoeker. De ervaringen waren boven verwachting, eigenlijk waren er alleen bezwaren tegen de uitstraling: een van de proefbewoners pleitte voor steenstrips op de buitenkant om het een ‘echt huis’ te laten lijken.
Door de goede isolatie bleek de woning binnen tien minuten op kamertemperatuur te zijn, nadeel was wel dat polyester geen accumulerende massa heeft en dat de woning dus ook snel afkoelde. Het bleek niet eens nodig om de module aan de stalen drager te bevestigen: de module was zo stabiel dat ze ook bij zware storm gewoon bleef liggen. Tevens bleek dat je bij twee bouwlagen ook zonder drager kon: het polyester was sterk genoeg om de modules gewoon op elkaar te zetten. Ook konden er zonder bezwaren meer ramen uitgespaard worden.
Na een investering van zeven miljoen gulden begon de financiële motor van Fokker te haperen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moest het instant home eerst het predikaat experimenteel krijgen van het ministerie van Vrom. Schepers: ‘De commissie had zo’n tweehonderd vragen opgesteld, maar na tien minuten rondkijken liet ze die lijst achterwege en we kregen het predikaat.’
Het ministerie van EZ zegde vervolgens subsidie toe en de toekomst zag er rooskleurig uit: kostencalculaties wezen uit dat de productie na drie tot vier jaar het break even-punt zou bereiken. Voor het zuidelijke deel van de Bijlmer was een plan gemaakt om de modules te schakelen tot ‘woonheuvels’, voor 2,3 miljoen gulden kon Fokker 83 woningen leveren. Verder ontwierp Schepers voor een van de Fokkerdirecteuren een woning van zeven modulen die iets boven de grond zweefden.
En toen haalde Fokker, onverwachts, een grote opdracht voor de F16 binnen en het bedrijf besloot terug te keren tot zijn kernactiviteiten. Van de ene op de andere dag werd het instant home afgeblazen. Om daarover geen misverstanden te laten bestaan werd de proefwoning gesloopt. Vliegtuigbouwers leven in de toekomst, niet in het verleden, en dus resteren er alleen wat foto’s en een filmpje van de Fokkerwoning.
Schepers durft er zijn hand niet voor in het vuur te steken dat de woning een succes zou zijn geworden, maar een gemiste kans vindt hij het wel. ‘Ik zie geen nieuwe partner met voldoende kennis, geld en ambitie om erin te stappen. De fabrikanten van semipermanente gebouwen zijn veel te traditioneel. Voor een industriële woning moet je een radicale sprong maken, daarbij kun je geen mensen gebruiken die te sterk zijn beïnvloed door de bouwwereld.’