De E3 moest Noord- met Zuid-Europa verbinden, het bleef bij een Europese droom. Deel 3: Zweden (vervolg)
Met een shovel harkt Lars Adebring het erf van zijn autosloperij aan, zijn grote lijf baadt in het zweet. Hij heeft zijn terrein bij Strängnäs keurig omheind, op bokken staan lange rijen auto’s te wachten op demontage. ‘De jaren negentig zijn hopeloos’, verzucht hij, ‘mensen willen niet meer zelf sleutelen en de overheid komt niet over de brug met de verwijderingsbijdragen. Ze zit boven op een pot van achthonderd miljoen.’ Met de productie van sneeuwschuivers voor personenauto’s weet hij het hoofd net boven water te houden.
De sloperij ligt aan een brede tweebaansweg, met een beetje inschikken passen er vier auto’s naast elkaar. Langzaam verkeer wijkt zo ver mogelijk uit naar rechts om achteropkomers te laten passeren. De gewoonte om met een kort knippersignaal te bedanken voor het opzijgaan is gesneuveld, eerder grijpt de achteropkomer naar de lichten om zijn ongeduld kenbaar te maken. Dit indikken is geen ongevaarlijk bezigheid. De flessenhals tussen Arboga en Örebro, waar twee Europese routes doorheen moeten, wordt daarom omgebouwd tot snelweg. Wegwerkers in fluorescerende kniebroeken veranderen de Zweedse bossen in een maanlandschap. Heuvels worden afgetopt, krommingen uit de weg gehaald, viaducten verbreed. Het verkeer wisselt stuivertje tussen de oude en de nieuwe weg. Dit is een van de drukste wegen van Zweden, maar zelfs tijdens de avondspits leiden de wegwerkzaamheden niet tot files.
De honderdtwintig arbeiders komen uit heel midden-Zweden, de meesten wonen tijdens de drie jaar durende klus in een caravandorp langs de weg. ‘Toen ik op de middelbare school zat waren deze kampen berucht wegens hun drankfeesten’, vertelt opzichter Magnus Åkerberg, ‘maar de jaren zeventig zijn definitief voorbij, iedereen kijkt alleen nog maar tv. Goed voor de veiligheid, maar wel saai.’ Bereidwillig helpt hij in de stapels oude verkeersborden zoeken naar een bordje E3. Vergeefs: zonder relikwie rijd ik verder.
Amerikaanse wegnummers zijn langs de E3 makkelijker te vinden, in het Route 66 Motel bij Laxå bijvoorbeeld. Uit gebrek aan historisch bewustzijn kopiëren Europeanen schaamteloos de Amerikaanse symbolen. De oude wereld op zijn kop. In het restaurant zijn alle parafernalia aanwezig: honkbalknuppels, oude nummerborden, verchroomde bumpers. De kaart vermeldt Texas Steak en Arizona Whiskey Chicken. Maar het gammele houten motel zelf is echt: het dateert uit in 1963 en was het allereerste motel van Zweden. Pas twee jaar geleden kreeg het een American look. Het motel heeft zelfs een veranda waarop ik ’s avonds, voor mijn eigen voordeur gezeten, naar de langssuizende vrachtwagens staar. Meestal rijden er een paar bij elkaar, een klein konvooi in de transparante juninacht. Dan stilte, tot een hoge fluittoon de volgende aankondigt.
Na Laxå trekt het landschap open. De massieve dennenbossen, met hier en daar een afgeragde plek van de bosbouw, maken plaats voor weilanden. De elandhekken en de vangrails verdwijnen, alleen de witte reflectorpaaltjes werpen nog een smet op het wijdse landschap. Dit is Västra Götaland, Zweedse speelfilms over het platteland spelen zich steevast hier af. Overal in de groene velden staan roodroestbruine boerderijen en zomerhuisjes. Faluröd heet deze kleur, naar de ijzermijnen van de stad Falun. De kleur is niet wettelijk verplicht: de Zweedse hang naar uniformering zit diep. Dus hebben ook de geluidsschermen, de wc’s op de parkeerplaatsen en het stadion van de speedwaybaan de kleur van geronnen bloed. Het verleden leeft hier sterk. Langs de weg liggen veel particuliere musea: voor stoomwerktuigen, voor antieke fietsen, voor tractoren. De boer knipt het licht voor me aan, neemt het entreegeld in ontvangst en verdwijnt. Zeventig tractoren staan stram voor me in het gelid. Na tien minuten komt de boer terug, het museumbezoek is afgelopen. Licht uit, deur dicht, een kort knikje ten afscheid.
De alom aanwezige roodbruine bouwsels geven je het gevoel niet vooruit te komen, alsof de wereld ook letterlijk stilstaat. Reclameborden ontbreken, alleen een helrood McDonald’s bord vloekt wel eens op een donkerrode schuur. Ook blauwgele waarschuwingsborden geven een beetje contrast: de pijlen voor scherpe bochten die elders roodwit zijn, hebben in Zweden de kleuren van de nationale vlag. En nog een element dringt zich op: de groene ijsbeerkop op eigele achtergrond van benzinemerk Preem grijnst je al van verre onbenullig tegemoet. ‘Wij staan bekend om onze vriendelijkheid’, zegt de blozende puber achter de kassa. Drie jaar geleden is het merk uit de grond gestampt door een Saoedische oliesjeik die de Zweedse Texaco-stations overnam. ‘Nee, ik hoefde toen niet op een cursus klantbejegening.’
En dan plots vind ik weer een teken van vroeger: ‘E3 Baren’ staat met jarenzeventigletters op een gebouwtje: de E3-bar. Alcohol wordt hier niet geschonken verklaart de eigenaresse streng: ‘Mensen komen hier met de auto en dan moeten ze niet drinken. Eten kan wel.’ Met haar zwarte hoornen bril en blauwe uniform kan ze makkelijk doorgaan voor directrice van een meisjesinternaat. Als mijn bestelling gereed is roept ze die om door haar microfoon. Een uitsmijter wordt hier geserveerd met gebakken aardappels.
Pal aan de weg, slechts afgescheiden door een laag veldstenen muurtje, ligt de begraafplaats van het gehucht Södra Härene. De grafstenen zijn met de rug naar de kerk gekeerd, zodat ze vanaf de weg goed leesbaar zijn. De teksten zijn sober, vaak niet meer dan de naam van de man en de toevoeging ‘Familjegrav’. Vrouw en kinderen zijn daarbij inbegrepen. Het grint van de graven is in messcherpe groeven geharkt, geen steentje ligt verkeerd.
De stad Göteborg werpt haar schaduw twintig kilometer vooruit met een kantorenpark. Het lokale Good Morning Hotel is gehuisvest in een turkooizen gebouw met een kukelende haan op het dak. Turkoois? In dit landschap? Al snel raakt de weg in de greep van terracotta informatiekiosken, mintgroene viaducten en schreeuwerige reclameborden. Zelfs de elektriciteitscentrale moest eraan geloven en werd opgeleukt met een roodgeel lijnenspel.
De overtocht naar Denemarken duurt met de draagvleugelboot slechts twee uur. Dat geeft de passagiers wel erg weinig tijd om zich fatsoenlijk zat te drinken, te eten en te kopen. Stewardessen delen daarom op de parkeerplaats al brochures uit. De gratis plastic tassen zijn getooid met een hamster. Vanaf een hoge toren kijkt een koperen vrouw de vertrekkende ferry na, haar rok en haren wapperen wanhopig in de wind. Maar de E3 heeft geen boodschap aan dit monument voor verdronken zeelieden, verder voert de route, alsmaar verder.