In het hoekhuis van de Admiraal de Ruyterlaan is op ooghoogte een gevelsteen ingemetseld, je ziet een hoorn waaruit een kind tevoorschijn komt, dat op een hoorn blaast, waar weer een kind uitkomt. De voorstelling is een niet mis te verstane verwijzing naar het officiële gemeentewapen: een kind dat uit een hoorn komt. Uit-hoorn, juist ja.
Historicus Chris Woerden, die in het tegenovergelegen nieuwbouwcomplex woont, wees me op de gevelsteen, een geschenk van KLM en Fokker voor de wijk Thamerdal, die hier vlak na de oorlog verrees. Daar werden maar liefst 51 huizen speciaal voor hun werknemers gebouwd, dankzij de bereidheid van de gemeente Amsterdam om een deel van haar contingent woningen voor Fokker- en KLM-personeel over te doen aan Uithoorn.
Maar interessanter nog vond Woerden het grasveldje waar de gevelsteen op uitkijkt: ‘Vroeger hadden de huizen van Thamerdal geen voortuinen. Het openbaar groen liep door tot aan de gevel en werd door de gemeente piekfijn onderhouden, met veel bloemen en sierplanten. Bijna overal hebben bewoners nu tuintjes aangelegd, maar hier zie je de originele situatie nog. Let even niet op de verwaarlozing.’
Het advies van Woerden is geen rituele plichtpleging: de gevelsteen is deels zwart van het fijnstof, het grasveldje is sleets, de stoepen zijn verzakt en de tegels bemost. Maar toch, als je door je oogharen kijkt, kun je je voorstellen waarom Thamerdal ooit wereldberoemd was. In het tijdschrift Bouw schreef de directeur-generaal Volkshuisvesting en Bouwnijverheid in 1960: ‘Geregeld zend ik buitenlandse belangstellenden naar Uithoorn om te zien hoe wij in Nederland voortreffelijke uitbreidingen kunnen maken. Uit alle hoeken van de wereld zijn nu al architecten, stedebouwers en bestuurders naar het hun nog onbekende dorp getrokken om te zien wat kunde en samenwerking zelfs met bescheiden middelen vermogen.’ De hoogste gast was ongetwijfeld Golda Meïr, die als Israëls minister van Buitenlandse Zaken in 1964 tijdens een bliksembezoek kennismaakte met de ‘recreatieve woonsfeer voor huurders met een kleine beurs’.
Bedrieglijke beelden
Uithoorn is onbekend, veel Groot-Amsterdammers weten het op de kaart nauwelijks aan te wijzen. En anders dan buurdorpen Ouderkerk en Nes heeft het niet de behulpzame toevoeging ‘aan de Amstel’. Het is een beetje een uithoek, zoals de etymologie ook al aangeeft. Want Uithoorn verwijst, anders dan het gemeentewapen suggereert, niet naar een muziekinstrument, maar naar het oud-Nederlandse woord hoek, een uithoek in dit geval.
Ook ik had maar weinig beelden bij Uithoorn toen ik aan de verkenning voor Stad-Forum begon, twee om precies te zijn. Als je op de racefiets de Amstel volgt, stuit je eerst op een industriegebied met walmende schoorstenen en glimmende pijpleidingen, alsof er in de groene scheggen van Amsterdam ineens een stukje Botlek is geland, dan moet je onder een heel laag viaductje door waar je je kop lijkt te stoten, vervolgens langs de terrassen van een niet onaardig oud dorpscentrum in de bocht van de rivier, een winkelcentrum met parkeerdekken erbovenop, een lint van appartementengebouwen uit de jaren tachtig en dan is het ineens weer groen en landelijk. Het tweede beeld, vanuit Amstelveen komend, is hoogbouw die aan de Bijlmer doet denken: een muur van hoge flats die in strenge slagorde staan opgesteld.
Twee grootstedelijke beelden dus, maar de schijn bedriegt, want Uithoorn is een dorp, je wordt hier meteen gecorrigeerd als je stad zegt. Twee beelden bovendien die de tijd inmiddels heeft verzacht. De middelste drie van de negen flats zijn een paar jaar geleden gesloopt, waardoor er ineens losse flats staan, die met hun twaalf verdiepingen nog altijd fors zijn, maar die niet langer een wand vormen. Ook de kraakinstallaties van de Cindu, dat steenkoolteer verwerkte tot onder andere pek, zijn inmiddels afgebroken, alleen het hoofdkantoor staat er nog, met ingegooide ruiten.
Het is verleidelijk om een plaats per fiets te verkennen, maar om een beter beeld van Uithoorn te krijgen kies ik bewust voor de auto, want die speelt buiten de stadsgrenzen een veel grotere rol dan in Amsterdam. Afname van het autobezit? Niet hier.
Op goed geluk doorkruis ik Uithoorn en de flats blijken net als de appartementengebouwen aan de Amstel de uitzonderingen te zijn in een zee van laagbouwwijken, die gescheiden worden door brede wegen. Uithoorn oogt welvarend, netjes en doorsnee: het is het soort gemeente dat je in heel Nederland tegenkomt. Beige, is mijn associatie, die onbestemde kleur die gemaakt is om te harmoniëren, niet om te contrasteren.
Middelmatig zou je Uithoorn kunnen noemen, maar dat is me te laatdunkend. Verkiezingsgeograaf Josse de Voogd verzon een betere term voor dit soort gemeentes: middelland. Hier woont de helft van de Nederlanders en hier worden de verkiezingen beslist, waarschuwt hij keer op keer, maar toch zien we middelland stelselmatig over het hoofd. Mensen zijn geprogrammeerd om uitzonderingen en extremen op te merken, daarom is het lastig oog te hebben voor het gangbare en het gemiddelde.
Uithoorn maakt het de bezoeker nog eens extra lastig door zijn best te doen om zelfs in middelland niet op te vallen. Uit de kaartjes die De Voogd maakte van de vijf Groot-Amsterdamse locaties uit het Stad-Forumonderzoek, blijkt het stemgedrag van Uithoorn het minst af te wijken van het gemiddelde. Bij de provinciale verkiezingen van 2019 kwamen Denk en de SP er hier nauwelijks aan te pas. Alleen in de wijk Thamerdal vormde radicaal-rechts (PVV/FvD) het grootste blok, in de rest van Uithoorn was dat de combinatie CDA/VVD.
Waar voor je geld
Cornelis Koot, de krachtdadige katholieke burgemeester die Uithoorn na de oorlog opstootte in de vaart der volkeren, benadrukte dat zijn gemeente ‘een plekje grond is waar mensen wonen en komen wonen, die zich – voor zover zulks op deze wereld mogelijk is –gelukkig moeten voelen.’
Al werd Uithoorn niet, zoals Purmerend en Almere, aangewezen als officiële groeikern van Amsterdam, toch maakte het een vergelijkbare ontwikkeling door: vanaf 1950 vervijfvoudigde de bevolking. De nieuwkomers stroomden toe op het ritme van de heimachines: eerst de rijtjeshuizen van Thamerdal I, II en III, toen de flats en de laagbouw van Zijdelwaard, vervolgens de drive-inwoningen van Legmeer, de woningen met waterrijke achtertuinen van Meerwijk en op dit moment de vinex-woningen in de westelijke uitbreiding van Legmeer, bijna pal onder de startbaan van Schiphol.
Precies een kwart van de huidige inwoners is geboren en getogen in Amsterdam, dat is eenzelfde aandeel als in Almere (26 procent) en slechts iets minder dan in Purmerend (36 procent). Maar de ene Amsterdammer is de andere niet, waarschuwt de Uithoornse makelaar en woningmarktconsultant Chris van Zantwijk, zelf geboren in Diemen uit Amsterdamse ouders en opgegroeid in Amstelveen. ‘Mensen die voor Uithoorn kiezen zijn consciëntieus: ze hebben hun centjes geteld en willen waar voor hun geld. Als je naar de veelgebruikte BSR-indeling kijkt, die vier leefstijlen onderscheidt, zijn dit de blauwen, bij wie controle voorop staat.’
Het Brand Strategy Research-model, waarnaar Van Zantwijk verwijst, zet leefstijlen uit op twee assen: verticaal vind je extrovert versus introvert, horizontaal staat individueel versus collectief. Uithoorn zit in het blauwe vakje, dat individueel en introvert combineert. Kernwoorden die daarbij horen zijn rationaliteit, efficiëntie en perfectie. Van Zantwijk: ‘In Amsterdam zelf vind je die mensen in Nieuw-Sloten: niet spannend, wel comfortabel.’ Grappig dat hij uitgerekend Nieuw-Sloten als voorbeeld noemt, voor mij samen met De Aker een van de meest beige buurten van Amsterdam.
Beige is een kleur die ten onrechte in het verdomhoekje van saai en burgerlijk zit. Want beige is helemaal niet saai: het is een tertiaire kleur, je moet dus drie primaire kleuren mengen om die te krijgen. Dat zorgt per definitie voor een levende kleur, die een waaier aan variaties kan vertonen. En burgerlijk? Ja, dat klopt, maar wat is er mis met burgerlijkheid? En wie is er eigenlijk niet burgerlijk in een land dat zo middenklasse is als Nederland, waar ook hipsters en kunstenaars hun lifestyle met zorg stileren? Het is hoog tijd voor een rehabilitatie: Uithoorn, say it loud, I’m beige and I’m proud.
Het zijn natuurlijk allemaal vergrovingen en versimpelingen, maar de meeste Amsterdamse Uithoornaars die ik sprak voldoen behoorlijk goed aan Van Zantwijks beeld van mensen die een weloverwogen beslissing hebben genomen. Neem de geheel onwetenschappelijke steekproef die ik deed door een dag lang Uithoornaars te enquêteren vanuit een marktkraam. ’s Ochtends had ik die kraam neergezet in winkelcentrum Zijdelwaard in de gelijknamige wijk, ’s middags in winkelcentrum Amstelplein in het centrum.
Van de negen geboren en getogen Amsterdammers die ik sprak, waren er welgeteld twee die, als ze zouden kunnen, liever vandaag dan morgen teruggingen. De ene was een klassieke kankerpit uit Legmeer voor wie niets deugde, de andere een man die in Thamerdal terecht was gekomen nadat hij naar eigen zeggen Amsterdam was ‘uitgeknikkerd’.
Veel maatgevender was de negentigjarige Rob Stemmerik, die zich nog wel Amsterdammer noemt, maar vooral omdat Uithoorn geen eigen identiteit heeft. Vond hij het, ruim een halve eeuw geleden, raar om weg te gaan uit Amsterdam? ‘Waarom zou dat raar zijn? Amsterdam is toch vlakbij, met de bus of de auto ben je er zo.’
Later sprak ik nog een keer thuis met hem en zijn 86-jarige Ilse af. Toen vertelde hij dat hij Uithoorn al uit de oorlog kende toen hij hier met zijn vader kwam om te vissen en om bonen te plukken. Maar dat was niet de reden om hiernaartoe te verhuizen toen de flat in Slotervaart met twee kinderen te klein werd: in Amsterdam kon je alleen woningen op erfpachtgrond kopen, wat hij niet zag zitten, Amstelveen was te duur en toen kreeg hij een tip van een collega van de school waar hij sportleraar was.
Zo kwamen ze in 1969 in Zijdelwaard terecht, pal tegenover de flats die de grens van Uithoorn markeren. ‘Vroeger woonde half Amsterdam daar, die woningen waren zeer begeerd.’ Later kwamen er grote migrantengezinnen wonen, sommige kinderen zorgen voor problemen: hangen, schreeuwen, dealen. Toch moet het echtpaar er niet aan denken om te verhuizen: ze zijn beiden natuurvrienden en Uithoorn is nog steeds vooral rustig en groen.
Samen doen ze vrijwilligerswerk bij de heemtuin, zij geeft bovendien taalles aan vrouwen uit de buurt. En ze sporten nog volop. Rob gaat elke week naar Amsterdam om jodo te doen, een oosterse vechtsport. Zij tennist bij De Kegel, een club die door hun Uithoornse buurman in 1977 is opgericht. Ilse: ‘Via tennissen maak je veel kennissen. Er waren altijd veel Japanse leden, ik herinner me dat die vrouwen zo blij waren dat ze in Nederland zo vrij konden zijn. De meesten zijn alweer weg, nu krijgen we veel Indiërs.’
Ook makelaar Van Zantwijk ziet het aantal Indiërs snel toenemen. De reden? ‘Amstelveen wordt steeds duurder en ze anticiperen op de Amstellijn die in 2024 een hoogwaardige ov-verbinding met Amsterdam gaat bieden. Driekwart van mijn gesprekken is al in het Engels.’
De internationale grens
Dat expats neerstrijken in een beige gemeente als Uithoorn lijkt op het eerste gezicht vreemd: zijn zij niet bij uitstek dynamisch en stedelijk georiënteerd? Deels klopt dat, maar met name ICT’ers en andere bèta’s hebben, zeker als ze een gezin hebben, een rationele ‘blauwe leefstijl’.
Ook al klagen Uithoornaars dat Indiërs massaal huizen opkopen, op straat merk je daar niet zoveel van. Dus als ik op een ochtend in de wijk Legmeer-West de bestelbus van Suneetha Indian Groceries – free delivery – zie staan, bel ik meteen het nummer dat op de zijkant staat. Ruim een jaar geleden verhuisde hij met zijn vrouw en zoon van Amstelveen naar Uithoorn, vertelt Gurava Reddy Allu, ze hebben juist een bedrijfspand gehuurd om verder te kunnen groeien, ik mag wel langskomen.
Tussen de tuindersbedrijven aan de Noorddammerweg wordt de laatste hand gelegd aan een complex van 26 bedrijfsunits, Allu is de eerste die erin is getrokken. Zoals veel Indiase expats is hij ICT’er van zijn vak, maar drie maanden eerder heeft hij ontslag genomen om naast de retail – zijn vrouw bezorgt al vier jaar aan huis – een groothandel te beginnen, die heel het land moet gaan bestrijken. Zijn voorbeeld? ‘Picnic, of eigenlijk Amazon.’ In Amstelveen wonen zo’n duizend Indiase gezinnen, vertelt hij, in Uithoorn zijn het er inmiddels al honderdvijftig, waarvan tachtig tot zijn klantenkring behoren.
Amsterdam, Amstelveen, Uithoorn, Hilversum, Almere, dat zijn de plaatsen waar ze nu bezorgen. Is het toeval dat ze zich op de zuidkant van Groot-Amsterdam richten? Volgens Nitin Potdar, hoofd IT bij Vattenfall en woonachtig in Aalsmeer, is station Lelylaan voor Indiërs de grens bij de zoektocht naar een woning, alles ten noorden daarvan komt niet in aanmerking. De Bijlmer kan bijvoorbeeld wel, maar Sloterdijk niet. Almere is prima, Purmerend in geen geval. Waarom? ‘Het gaat om een internationale sfeer. Er hoeven niet per se Indiërs te wonen, maar wel voldoende expats en internationaal georiënteerde Nederlanders.’
De harde scheidslijn tussen internationaal en provinciaal Groot-Amsterdam kwam toevallig ter sprake, ik had Potdar eigenlijk gebeld omdat hij voorzitter is van cricketclub Qui Vive, ooit voortgekomen uit de gelijknamige Uithoornse hockeyclub, maar na omzwervingen nu spelend in Amsterdam Nieuw-West. We ontmoetten elkaar in de eetzaal van Best Western Hotels aan de rand van Thamerdal, een van de weinige publieke gelegenheden die tussen de coronalockdowns nog open was. ‘Toen ik in 2000 lid werd, was negentig procent van de leden Nederlands en tien procent Indiaas. Nu zijn de verhoudingen omgedraaid.’ Dat is geen kwestie van verdringing van de Nederlanders, maar van een enorme groeispurt van het aantal Indiase leden.
Liefst zou hij met zijn club terugkeren naar Uithoorn, niet alleen om dichter bij ‘de community’ te zitten, maar ook om makkelijker Nederlandse kinderen uit de buurt te trekken. ‘Zo zouden we de club gemengder kunnen maken, dat zou goed zijn voor de integratie.’
Twee voetbalvelden in de breedte, als ze daarvan gebruik zouden mogen maken, dan is dat al genoeg, aldus Potdar. Als ik zijn idee voorleg aan wethouder Jan Hazen, begint die te lachen: ‘Om te integreren zou ik ze beter het lidmaatschap van een voetbalclub cadeau kunnen doen, dat helpt meer dan zo’n rare Engelse sport.’ En dan serieuzer: ‘Waarom zou ik nog meer Indiërs naar Uithoorn willen halen? Ze zijn welkom, daar niet van, maar ze drijven de woningprijzen nu al op.’
‘Pokkenherrie’
In bijna heel Groot-Amsterdam is de woningnood vanwege de stijgende huizenprijzen een hoofdpijndossier, in Uithoorn komt daar nog bij dat meer bouwen, de enig echte uitweg, lastig is doordat grote delen van de gemeente aan de noord- en westzijde op slot zitten door de geluidscontouren van Schiphol en aan de zuidzijde door bestuurlijke grenzen: aan de overkant van de Amstel liggen de provincies Utrecht en Zuid-Holland. Dat vooral jongeren hiervan de dupe zijn, bleek begin vorig jaar bijvoorbeeld bij de inschrijving voor starterswoningen in Allure aan de Amstel, een nieuwbouwproject vlak bij het dorpshart, op het terrein van het voormalige slachthuis.
Om in aanmerking te komen voor een boven- of benedenwoning van vijftig vierkante meter moest je minstens twee jaar in Uithoorn wonen, een antispeculatiebeding van drie jaar ondertekenen en ruim twee ton op tafel leggen. Serieuze eisen en dito prijzen, toch was de Thamerkerk, waar de inschrijving begon, afgeladen vol.
Huren dan maar? In de sociale sector ondervindt de Uithoornse jeugd concurrentie van Amsterdamse jongeren, die een woning in Uithoorn zien als een tussenstap naar een plek dichter bij Amsterdam. Bovendien komt de doorstroom naar koopwoningen niet op gang, waardoor het corporatiebezit steeds verder verstopt raakt en scheefwonen toeneemt.
Jan Hazen, die naast Sport ook Ruimtelijke Ontwikkeling in zijn portefeuille heeft, probeert nu grond vrij te spelen voor woningbouw in De Kwakel, het zelfbewuste dorp aan de westkant van Uithoorn dat zijn eigen karakter heeft weten te behouden – de katholieke Kwakelaars staan erop dat Uithoorn voluit wordt aangeduid als Uithoorn én De Kwakel. En dat gebeurt meestal ook.
Aanvankelijk was het de bedoeling sportpark De Kwakel in zijn geheel te verplaatsen naar een oud kassengebied onder de Aalsmeerbaan, maar de grond bleek te duur en het verzet te groot. Nu wil Hazen alleen nog maar de honkbalclub verplaatsen, die zich sowieso al meer Uithoorns dan Kwakels voelt, om zo grond vrij te spelen voor 150 tot 300 woningen.
Voor wie denkt dat besturen in een kleine gemeente makkelijk is: ook daarmee stuit Hazen op verzet. Op de beoogde honkballocatie proberen buurtbewoners van de wijk Legmeer namelijk al jaren een groenzone voor elkaar te boksen, ter compensatie van de overlast van Schiphol. Ze schakelden een landschapsarchitect in om een Legmeerbos te ontwerpen en peuterden voor de aanleg al 325 duizend euro subsidie los bij het Schipholfonds.
Jan Hazen mikt nu op een combinatie van bos en sport, maar vindt Marga Moeijes tegenover zich, initiatiefneemster van het bos, ‘semi-pensionado’, burgerraadslid van de PvdA en voorzitter van Buurtbeheer Legmeer, de actiefste bewonersclub van Uithoorn. En ze is een van de weinige Uithoornaars die zich al langer expliciet uitspreekt tegen Schiphol. Kom haar niet aan met ‘genoeg is genoeg’, ze vindt dat Schiphol van ruim 500 duizend vluchten per jaar terug moet naar 400 duizend: ‘te veel is te veel’.
Uithoorn heeft een dubbelhartige relatie met Schiphol. Nergens in Groot-Amsterdam is de overlast zo groot, zowel absoluut als relatief: er wonen 13.700 mensen binnen de contour van 55 decibel, dat is maar liefst 47 procent van de bevolking. Tegelijk is nergens in de regio de afhankelijkheid van Schiphol als werkgever zo groot: bijna 10 procent van de Uithoornse beroepsbevolking werkt direct of indirect op de luchthaven.
Fred Veerdonk, een geboren en getogen Uithoornaar die ik sprak toen ik met een kraam op het Amstelplein stond te enquêteren, vertolkte treffend de houding van veel Uithoornaars: ‘Schiphol was hier eerder dan ik, dus dan moet je niet klagen, daar ben ik heel ouderwets in.’ Dat klinkt redelijk, maar toch wringt er iets. Dat Schiphol er eerder was dan zo goed als alle inwoners van Uithoorn klopt, maar de groei van de overlast is tamelijk recent.
Tussen 2007 en 2019 steeg het gebruik van de Aalsmeerbaan met 45 procent, terwijl Schiphol als geheel maar 12 procent groeide. En juist de startende vliegtuigen vanaf de Aalsmeerbaan raken Uithoorn, en dan met name Moeijes’ wijk Legmeer, midscheeps. Niet verwonderlijk dat PUSH, het Platform Uithoorn Schiphol Hinderbeperking, hier is ontstaan. Een paar feiten van hun website: 85 procent van de inwoners heeft last van Schiphol, 43 procent vindt dat Schiphol moet krimpen.
Bijna exact datzelfde percentage kwam uit mijn kleine enquête in beide winkelcentra van Uithoorn. Maar wat me vooral opviel was dat meer respondenten zich kwaad maakten over wielrenners dan over vliegtuigen: twee derde (65 procent) wil maatregelen tegen de wielrenners die dwars door het dorpshart scheuren. Als wielrenner moet ik enigszins beschaamd toegeven dat te veel fietsvrienden meer oog hebben voor hun gemiddelde snelheid dan voor de bezoekers van de terrassen aan de Amstel.
Alhoewel nog steeds veel Uithoornaars geen kwaad woord over Schiphol willen horen – ‘die lui van PUSH zijn allemaal nieuwkomers’ – zorgt de coronacrisis en de bijbehorende afname van de herrie voor een langzame kanteling van de opinie. Zelfs historicus Chris Woerden, een modelvliegtuigbouwer die naar eigen zeggen het liefst direct onder de startbaan had willen wonen, liet zich ontvallen: ‘Bij de eerste lockdown in maart merkte ik wel ineens wat voor pokkenherrie die vliegtuigen normaal maken.’ Marga Moeijes constateert tevreden dat Schiphol eindelijk onderwerp van gesprek is in de gemeenteraad: ‘Het staat nu iedere maand vast op de agenda van de commissie Wonen en Werken.’
Geuzenveld in Uithoorn
Veel gaat goed in Uithoorn, een gemeente die haar beige karakter koestert. Toch zijn er ook hardnekkige problemen. Sommige komen van buiten, zoals de herrie van Schiphol en de provinciale grens, soms gaat het om waterbedeffecten van ontwikkelingen elders in de regio, zoals de komst van expats en problematische huurders, en ook zijn er interne kwesties, zoals de barrière van de oude provinciale weg en achterstallig onderhoud.
Veel van die problemen komen samen in Thamerdal, de langgerekte wijk die ik tot mijn bezoek aan Chris Woerden over het hoofd had gezien, geïsoleerd als ze ligt ingeklemd tussen de busbaan en de N196 die het dorp als een dijk doorsnijdt.
In de geest van de tuinsteden is Thamerdal na de oorlog tegen het dorpshart geplakt: krap duizend woningen, de meeste sociale huur. Tranendal werd de wijk in de volksmond al snel genoemd, toch was ze populair. De onderlinge verbondenheid was groot, Fokker en KLM bouwden de speeltoestellen voor de kinderspeeltuin. De glijbaan die ik in een boekje van Stichting Oud Uithoorn/De Kwakel zie staan, oogt nog steeds spectaculair. Nu staat er een JOP, een prefab Jongeren Ontmoetingsplek, die vooral een onverwoestbare indruk maakt.
Ruim een halve eeuw later trekt de buurt een groep nieuwkomers die niet corresponderen met de ‘blauwe leefstijl’ van makelaar Van Zantwijk, maar ook niet met de andere drie leefstijlen: rood (vitaal), geel (harmonieus) en groen (zekerheid). Het gaat om mensen die in het positieve marketingjargon niet voorkomen: de noodgedwongenen. Vaak weten ze niet eens waar Uithoorn ligt als ze via WoningNet reageren op een aangeboden woning.
Hoewel de helft van de sociale huurwoningen naar Uithoornaars gaat, komen jongeren er nauwelijks tussen, volgens Eigen Haard is hun slaagkans maar twee procent. Daisy (23) en Martijn (25) hadden vijf jaar geleden dus geluk toen ze een woning kregen toegewezen op de grens van Thamerdal II en III.
Daisy wist precies waar ze terechtkwamen, ze is een kilometer verderop in Legmeer geboren en getogen: ‘In mijn jeugd woonden hier al veel buitenlanders, in onze buurt zag je alleen Nederlanders. Thamerdal is nog steeds niet onveilig of zo, maar het is wel armoedig, je ziet vaak oude bankstellen in de voortuinen.’ Haar vriend Martijn, oorspronkelijk uit Aalsmeer: ‘Het blokje waar wij wonen is echt helemaal versleten, er wonen best veel gekken. Een vrouw die altijd dronken was en met lege flessen gooide is gelukkig uit haar huis gezet. Maar we hebben nog wel een Jehova-getuige die op het balkon staat te preken.’
Ze hebben allebei een baan op fietsafstand, ze hebben allebei een auto en ze willen liefst in Aalsmeer of Amstelveen een huis kopen, of anders in Uithoorn, maar omdat ze weten dat dat niet gaat lukken, kijken ze verder de polder in, naar Nieuwkoop en Nieuw-Vennep. En als ook dat niet lukt? Nee, niet naar de Bijlmer, al kunnen ze daar met korting een woning van Eigen Haard kopen. Het voelt er onveilig, dan gaan ze liever in Almere kijken.
Bankstellen zie ik niet in de voortuinen, als ik met wijkbeheerder Lonneke van Lammeren een wandeling door de buurt maak, maar dat de sleet erop zit, is onmiskenbaar. Veel voortuinen zijn verwaarloosd, tegels liggen schots en scheef, bosschages woekeren, sommige gangetjes achter de huizen zijn illegaal dichtgezet met schuttingen. Maar er zijn ook keurig verzorgde tuinen, en stukjes openbaar groen die duidelijk in liefdevol particulier beheer zijn genomen.
Van Lammeren, die als 14-jarige van Osdorp naar Uithoorn verhuisde en inmiddels in elke buurt heeft gewoond: ‘Niemand weet wie waarvoor verantwoordelijk is, het is een chaos. Per blok zijn er andere afspraken over eigendom en beheer, ik moet er vaak oude kaarten en contracten bij pakken.’ Ze spreekt huurders aan op hun plicht hun eigen tuin te onderhouden; voor mensen die het zelf niet meer kunnen, is er hulp van een sociaal bedrijf. Maar het is een moeizaam proces: ‘De samenhang verdwijnt doordat er veel jongeren en mensen met een rugzakje komen wonen.’
Aan het begin van de Christinalaan, de langste straat van Thamerdal, is een blokje van acht duplexwoningen dichtgetimmerd. In afwachting van hun sloop wordt hier nu een praktijktest gedaan om te kijken of aardgasleidingen ook bruikbaar zijn voor waterstof – een wereldwijde primeur. Ook het blok verderop staat al bijna helemaal leeg in afwachting van sloop, het doet een beetje denken aan de Amsterdamse volksbuurten in de jaren zeventig en tachtig.
Op nummer 64 houdt Eigen Haard kantoor en daar spreek ik Elja den Uijl, regisseur wijkontwikkeling en leefbaarheid. Ze bevestigt het beeld van haar wijkbeheerder: ‘Er zijn hier veel onderlinge spanningen, veel ggz-problematiek, veel tijdelijke bewoners die van plek naar plek gaan. En opvallend: het gaat vooral om witten.’
Den Uijl, die behalve Uithoorn ook Venserpolder en Duivendrecht onder haar hoede heeft, maakt zich zorgen: ‘De meeste aandacht, ook in de media, gaat uit naar de flats van Zijdelwaard, maar daar gaat het om een aantal rotte plekken waar we bovenop zitten, terwijl in Thamerdal over de hele linie problemen opduiken.’ Ze is blij met de korte lijnen in Uithoorn, maar nadelen ziet ze ook: ‘Vaak wordt er voor dorpse oplossingen gekozen, er wordt niet doorgepakt. Uithoorn is geen eiland, we zouden van Amsterdam kunnen leren, bijvoorbeeld over procedures bij ernstige overlast.’
Opmerkelijk is dat Thamerdal ook door wethouder Jan Hazen wordt genoemd als voorbeeld waar hulp van Amsterdam welkom zou zijn: ‘Eigen Haard is nu bezig hun bezit straatje voor straatje te vernieuwen, maar ze hebben geen oog voor de wijk als geheel.’
Als voorbeeld noemt hij de buurtscan die hij liet maken voor het sportakkoord: een extern bureau constateerde dat er weliswaar heel veel groen is in Thamerdal, maar dat er bijna nergens bankjes staan. ‘Een integrale aanpak van de armoede, een combinatie van fysieke en sociale vernieuwing: op dat gebied zouden we van Amsterdam kunnen leren, bijvoorbeeld hoe de stadsvernieuwing in Geuzenveld is aangepakt.’
Geuzenveld? In Uithoorn? Even ben ik verbaasd, maar Hazen heeft een punt. Uithoorn is een dorp, maar wel een dorp met stadse problemen, zoals veel betrokkenen het noemen. Echt nieuw is dat overigens niet: al in 1957 constateerde het Bureau voor Sociaal-Economisch en Stedebouwkundig Onderzoek dat de oude ‘Uithoornse Gemeenschap’ feitelijk niet meer bestond en dat het daarom raadzaam was uit te gaan van de duizenden nieuwkomers en hun grootstedelijke levensstijl.
De stadsvernieuwingsaanpak zou goed aansluiten bij de afspraken die gemeente, Eigen Haard en huurdersvereniging Uithoorn & De Kwakel in 2019 maakten om het sociale woningbezit meer te spreiden. Kort gezegd: sociale huurwoningen bijbouwen in wijken die nu nog vooral uit koopwoningen bestaan, en ze juist afbreken en liberaliseren in wijken waar er te veel zijn, met name in Thamerdal.
Terug naar Thamerdal
Met het beeld van stadsvernieuwing in mijn achterhoofd, ga ik nog een keer naar Thamerdal. Deze keer begin ik aan de kant van het busstation, waar ik bijna een jaar geleden mijn eerste Uithoornaar sprak, de eigenaar van snackbar Family. Ik vroeg hem toen wat hij vond van de komst van de Amstellijn, de sneltram die Uithoorn gaat verbinden met station Amsterdam-Zuid. ‘Dat maakt me niks uit,’ antwoordde hij, ‘als er maar geen zwervers in zitten die hier rond gaan hangen.’ Niet veel later hing hij, nadat een groep jongeren een buschauffeur ernstig had mishandeld, drie bewakingscamera’s op, in september werden die door het gemeentebestuur gelegaliseerd.
Het busstation ligt in Thamerdal IV, het stukje van de wijk dat in de jaren negentig aan de eerste drie delen werd toegevoegd. Ik loop langs het hotel, waar ik de Indiase voorzitter van de cricketclub interviewde, naar de kleine winkelstrip in Thamerdal II, die moedig standhoudt. Op de ene hoek een Italiaanse delicatessenzaak, op de andere een Poolse supermarkt, daartussenin een snackbar, een kapper, een verzekeringskantoor en een tandtechnisch laboratorium. Twee zaken staan al lang leeg, dat maakt een deplorabele indruk, maar van makelaar Van Zantwijk weet ik dat dat vooral komt omdat de eigenaar de hoofdprijs wil.
Tegenover de winkelstrip staat de frisse, met dakpannen beklede nieuwbouw van basisschool annex kinderopvang Het Duet, daarachter een groot, licht complex in aanbouw. ‘MFA Thamerdal’ staat op een spandoek. Dit is het nieuwe buurthuis waarover Marga Moeijes me enthousiast vertelde: ‘Daar kunnen mensen hun verhaal kwijt, dan krijgen we meer zicht op wat er speelt.’ Het Schipholfonds droeg er 1,4 miljoen euro aan bij, vermeldde wethouder Hazen al met ingehouden trots.
Langzaam krijgt Thamerdal iets van een eigen centrum, denk ik, en loop richting Amstel. Nog geen tweehonderd meter verder stuit ik opnieuw op een spandoek: ‘Maak jouw droomwoning in de Bovenboog.’ Van Daisy en Martijn weet ik dat in dit voormalige jarenvijftigschoolgebouw volgend jaar zestien kluswoningen komen, voor zichzelf vonden zij het te veel gedoe.
Als ik ontwikkelaar Steenvlinder bel, blijkt die niet ontevreden: na twee maanden waarin uitsluitend lokaal is geadverteerd, zijn er nog vier lokalen vrij. Mila Kluen: ‘Het gaat om de duurdere ruimtes, binnenkort zetten we die op Funda, dan komt het wel.’ De duurste woning gaat overigens naar expats uit Amsterdam, zij hadden zelf al lucht van het project gekregen.
Ik kijk nog eens om me heen, bottom-up is de stadsvernieuwing van Thamerdal begonnen.
Een geannoteerde versie van dit essay is hier te downloaden.