In de jaren van de wederopbouw ontstond in Emmen de wijk Emmerhout, ontworpen door Niel de Boer. Hier kwam ook het eerste woonerf in Nederland – het echte woonerf waar de auto niet kan komen. Uit&thuis nam met de stedenbouwkundige een kijkje in de wijk. Genoeglijk zitten drie mannen en twee vrouwen te kletsen op een bankje onder de bomen. Het grote grasveld achter hen is omzoomd door sobere huizen met platte daken. Auto’s kunnen hier niet komen, die staan op een parkeerplaats om de hoek. De rust, de ruimte, het licht: dit tafereel kon zo in een architectuurtijdschrift over de wederopbouw staan. ‘We hebben het hier piekfijn voor elkaar’, zegt Bea Hummel. Haar buurvrouw vult aan: ‘Aanvankelijk wilde ik een huis kopen, maar je bent toch gek om te verhuizen als je hier woont.’ Stedenbouwkundige Niek de Boer straalt van oor tot oor als hij dat hoort. Even verdenk ik hem ervan dat hij de ontmoeting in scene heeft gezet om indruk op me te maken, maar nee, dat is onmogelijk, hij kon nooit weten hoe laat we hier zouden zijn tijdens onze bezichtiging van het naoorlogse Emmen. Tussen 1955 en 1966 gaf De Boer de stadsuitbreiding van Emmen vorm. Op de plek waar we nu staan, in de wijk Emmerhout, schiep hij het eerste woonerf van Nederland. ‘Dit zijn woonerven zoals ze horen, met die latere variant waar de auto overal kan komen wil ik niet geassocieerd te worden.’ Emmen maakt in de jaren vijftig en zestig furore, stedenbouwkundigen uit de hele wereld kwamen kijken hoe de wijk van de toekomst eruit moest zien. ‘Het is weldadig een plaats tegen te komen, waar met élan, met lef gebouwd wordt, - waar vaak in de roos wordt geschoten en weinig architectonische bokken geschoten worden. Gaat dat zien! Gaat dat alles zien en publiceer het.’ Deze woorden schreef architect en hoogleraar Wieger Bruin halverwege de jaren vijftig. Die toekomst is inmiddels verleden tijd geworden. De jonge vaders en moeders van weleer zijn oud geworden, de volwassen kinderen trokken weg naar koopwoningen aan de rand van de stad en op het Drentse platteland. Zoals overal in Nederland kampen de naoorlogse wijken van Emmen met leegstand, teruglopende voorzieningen en een eenzijdige bevolkingssamenstelling: veel arme mensen, veel ouderen, veel migranten. Verloederd is de wijk nog niet, maar dat zit er wel aan te komen, zo vreest het gemeentebestuur dat druk bezig is met plannen om de wijk op te krikken: een deel van de flats moet wijken voor villa’s. Voor de vijf op het bankje hoeft dat allemaal niet, maar ze zijn het er wel over eens dat het winkelcentrum van Emmerhout niks voorstelt. ‘Een rotzooitje is het, veel winkels staan leeg en ze hadden het nooit onder de weg moeten bouwen.’ De Boer haast zich te zeggen dat hij destijds heel andere plannen had voor het hart van de wijk, de verdiepte winkels zijn na zijn tijd bedacht. De wijken uit de wederopbouwperiode worden vaak verguisd: monotoon en massaal. Maar als je beter kijkt zie je ook belangrijke pluspunten: veel groen, veel ruimte, openheid, een heldere opbouw en een uitgewogen vormgeving. Het Nederlands Architectuurinstituut constateert bezorgd dat steeds meer gebouwen uit de jaren vijftig en zestig onder de slopershamer verdwijnen. Ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg vreest dat de wederopbouwwijken op het punt staat om onherstelbaar te worden aangetast. ‘De wederopbouw’ is een misleidende term. Van alle huizen, fabrieken, kerken, scholen en winkels die in de twintig jaar na de oorlog zijn gebouwd, was slechts een betrekkelijk klein deel bestemd ter vervanging van gebombardeerde gebouwen. Het merendeel van de bouwproductie moest voorzien in behoeften die al voor de oorlog bestonden. Opbouw was wellicht een beter woord geweest. Ook in Emmen werd er weinig weder opgebouwd, en des te meer nieuw gebouwd. De gemeente had in de oorlog nauwelijks schade opgelopen, maar in de arme veenstreek woonden veel mensen onder benarde omstandigheden. In 1935 leefden zo’n duizend gezinnen in krotten, keten, woonwagens en boten. De foto van een jongetje voor een plaggenhut staat veel oudere Nederlanders in het geheugen gegrift. Emmen was een dorp in die tijd, en dat wilde het na de oorlog ook blijven: nieuwe fabrieken en woningen moesten verspreid worden over de wijde omgeving. Maar dat was niet naar de zin van de directie van de AKU, de Algemeen Kunstzijde Unie. Zij was alleen bereid een nieuwe fabriek te vestigen, als dat in de plaats Emmen zelf mocht. Onder zware druk van de regering, en met de hoge werkloosheid in het achterhoofd, staakte Emmen haar verzet. Burgemeester Gaarlandt vatte het zo samen: ‘Emmen mag een stad worden, akkoord, als het maar een dorp blijft!’ Om deze tegengestelde eisen te verzoenen, werd de idee van de ‘open groene stad’ ontwikkeld. Gaarlandt was een regent van de oude stempel, maar wel een die oog had voor de moderne tijd. Hij was degene die de AKU-fabrieken binnenhaalde, stedenbouwers aanstelde en zijn zegen gaf aan de modernistische aanpak. In 1955 kreeg de toen dertigjarige Niek de Boer een brief uit Emmen – telefoon had hij als student uiteraard niet – of hij niet iets voelde voor aanstelling als stedenbouwer. Met zijn verloofde ging hij kijken, en viel voor de dynamische, moderne sfeer die hij aantrof. Toen De Boer aantrad was de wijk Emmermeer al bijna klaar. Een echt stedenbouwkundig plan lag er niet aan ten grondslag: er werd gebouwd op de percelen die de gemeente toevallig in bezit kon krijgen, de bestaande zandpaden werden gehandhaafd en tot straten gepromoveerd. Maar er werd al wel modern gebouwd: in deze wijk vind je de typisch naoorlogse Welschen systeemwoningen en Airey-huisjes. In de veenkoloniën in de omgeving verrezen Gros woningen – er werden er 144 gebouwd, vandaar de naam – die uit kostenbesparingen alleen een achterdeur hadden. Een voordeur werd op het platteland immers toch nooit gebruikt. ‘Zo zorgde Strikwerda, de architect, voor een veel groter woonoppervlak. Het was geweldig wat die man binnen de Woningwet wist te bereiken.’ Bij het ontwerp van de wijken Angelslo en Emmermeer liet Niek de Boer zich niet leiden door de toevallige loop van zandpaden: stedenbouw was immers een rationele, wetenschappelijke onderneming. Toch zwichtte hij evenmin voor het andere uiterste dat in die tijd opkwam: een gebied platwalsen met bulldozers zodat je naar hartelust rechte wegen kon trekken. De Boer ging uit van het landschap dat hij aantrof en buitte de aanwezige hoogteverschillen en hunebedden uit. Hij liet de bomen stuk voor stuk in kaart brengen zodat er zoveel mogelijk gespaard konden worden. Als tweede uitgangspunt hanteerde hij de wijkgedachte: een wijk moest niet alleen woningen bieden maar de noodzakelijke voorzieningen. Het ideaal was een wijk voor twaalf- tot twintigduizend inwoners met eigen winkels, scholen, kerken, culturele centra, garages en artsen. Rondwandelen met De Boer opent de ogen voor de honderden beslissingen die een stedenbouwer neemt, en voor de logica die daaraan ten grondslag ligt. Zo moet een benzinestation rechts van de weg liggen die de wijk uit voert, want mensen tanken als ze vertrekken. Een wijkwinkelcentrum moet aan de kant van het stadscentrum liggen omdat bewoners daarnaartoe worden getrokken. Zuinig moet een stedenbouwer ook zijn, zeker in de povere jaren vijftig en zestig. Voor vijvers was geen geld, maar om reservoirs voor bluswater kon de gemeente niet heen. En dus gaf De Boer de reservoirs een mooie, natuurlijke vorm. Door de woningen aan voetpaden te situeren wist hij dertig procent te besparen op bestrating en riolering. De paden liet hij vervolgens uitkomen op doodlopende straten, zodat kinderen zonder een doorgaande weg over te steken naar school konden. Zoals in die tijd gebruikelijk kreeg de wijk drie kerken: een katholieke, een hervormde en een gereformeerde. Schertsend zegt De Boer: ‘Jammer genoeg konden we de roomsen niet in één deel van de wijk concentreren, dus voor de kerk moest je nog wel oversteken.’ Overal zie je de zorgvuldige hand van ontwerpen, zelfs de gasverdeelstations en rioolpompen zijn gehuisvest in fraaie glazen huisjes. Toch is niet alles gepland: op straathoeken liet De Boer bomen aanplanten in keurige vierkanten: vijf bomen breed en vijf bomen diep. De natuur bepaalde vervolgens welke bomen het haalden en welke doodgingen zodat er kleine variaties ontstonden. Tevreden kijkt De Boer bijna veertig jaar later naar het resultaat, nog steeds is hij onder de indruk van de ruimte en openheid. Tot zijn verbazing zijn de waslijnen die hij liet neerzetten in de openbare groenstroken deels nog intact. Pijn doen hem alleen de schuttingen die bewoners links en rechts om hun tuin hebben opgetrokken. ‘Zo jammer dat mensen geen discipline meer kunnen opbrengen. Vroeger bleef het persoonlijke accent beperkt tot een eigen deurlamp.’ Woondiscipline en culturele opvoeding, hij weet dat die begrippen niet meer van deze tijd zijn, maar liefst zou De Boer, die uit een socialistisch nest komt, ze weer invoeren. ‘Smaak is niet iets dat zo maar ontstaat, dat moet je ontwikkelen. Ik heb van mijn vader leren kijken, hij had een fantastische opmerkingsgave. Al vroeg merkte ik dat ik na een wandeling veel meer gezien had dan mijn vriendjes.’ Zijn eigen, moderne smaak vormde De Boer vlak na de oorlog, tijdens studiereizen door Scandinavië. Nog steeds is hij blij met de strakke huizen met platte daken in Emmen. ‘De wijken hebben daardoor een eenheid, het is geen kakofonie van puntdaken.’ Inspraak is prima, vindt De Boer, maar dat moet vooral niet verward worden met meebeslissen. ‘Een krachtig bestuurder moet de adviezen van de ambtenaren en de stemming in de samenleving tegen elkaar afwegen en de knoop doorhakken. Maar ja, goede bestuurders zijn zeldzaam, net als goede loodgieters overigens.’ Toen burgemeester Gaarlandt in 1963 vertrok, verloor De Boer zijn sterke pleitbezorger. Diens opvolger was veel minder modernistisch ingesteld en het Emmense Grondbedrijf kreeg meer macht. Binnen enkele jaren vertrok ook De Boer uit Emmen, de tijd van de ‘dictatuur van de stedenbouw’ was voorbij. Nu, 35 jaar later, wil hij nog steeds niet naar de noordelijke helft van de wijk Emmerhout: die is na zijn tijd gebouwd en er zijn zelfs huizen met puntdaken verrezen. Ook de bungalow die hij voor zichzelf heeft gebouwd in Emmen wil hij niet bezoeken. Zijn zoon Matthijs – ook stedenbouwer – heeft hem gewaarschuwd dat het te pijnlijk is om het onoordeelkundig verbouwde huis terug te zien. ‘Je ontwerp kan beter gesloopt worden dan vertrut.’ ‘Als stedenbouwkundige ben je vogelvrij’, zegt Niek de Boer berustend na afloop van het bezoek aan Emmen. ‘Je hebt je hielen nog niet gelicht of ze tasten je ontwerp aan.’ Vooral de plannen om een aantal flats te slopen gaan hem aan het hart. ‘Als je een buurt inrijdt moet je niet het gevoel hebben dat je er aan de andere kant zo weer uitrijdt, het bos in. Daarom heb ik steeds op het einde een flat gezet als afsluiting. Nu willen ze die slopen om een groener beeld te creëren, maar dat is gedacht vanuit de bezoekers, voor bewoners is een zekere intimiteit juist belangrijk.’ Bewoners staan voor De Boer nog steeds centraal, vandaar zijn grote ingenomenheid met de vijf buurtbewoners die we op het eerste woonerf van Nederland ontmoetten. Zij vertegenwoordigen de hoop van de naoorlogse stedenbouwers die dachten dat je een sociaal hechte wijk kon creëren als je maar zorgde dat de fysieke opzet klopte. ‘We waren te optimistisch over de maakbaarheid van de samenleving’, zegt De Boer nu, ‘vooral de aanbidding van de auto hielp de idee achter de verkeersluwe wijk om zeep. Kinderen kunnen niet meer spelenderwijs naar school en moeten met de auto gebracht worden.’ Maar gebleven zijn de ruime, zorgvuldig opgezette wijken in de bossen: Emmen is nog steeds een open groene stad.
Taal / Language
Boeken
- Asfaltreizen – Een verkenning van de snelweg
- Binckhorst Magazine
- De marktgids voor Amsterdam
- De mobiele stad – Over de wisselwerking van stad, spoor en snelweg
- De Ronde van U.
- De vierkante meter
- Eigen baas – Kort & krachtig
- Eindhoven Hoofdstad
- Groeten uit Vinexland
- Handboek Eigen Baas (gratis)
- Het land van Lely – Reisboek in 103 stukken
- Kruispunt Utrecht
- Kunstwerken & Kunstwerken
- Lelysteden – Een associatieve reisgids
- Naar een alzijdig station
- Onder Weg!
- Onze Plek – Van Garrelsweer tot Groenstraat
- Ruimte voor de Amsterdamse binnenstad
- Slim Zand – Hoe ASML verscheen in Veldhoven
- Snelweg x Stad
- Stedelijke vraagstukken, veerkrachtige oplossingen
- Streetwise Rotterdam
- Turtle 1 – De auto uit Afrika
- Wij zijn goed
Kranten en tijdschriften
Projecten
Onderwerpen
Series
- De kust
- De lunch
- De markten van Amsterdam
- De mobimens
- De telefooncel
- Dossier A2
- Dossier A4
- Dossier A10
- Dwars kijken
- Expats
- Fietsverkenningen zuidwestflank Amsterdam
- Get your kicks on the E3
- Groeten uit Vinexland
- Het ontwerp
- Het product
- IJ-tje
- Na dato
- Noord-Amsterdam
- Onze Plek
- Poldernormen
- Rond Brussel
- Sloop
- Stedenatlas
- Strijd om de ruimte
- Tand des tijds
- Turtle 1
- Wat doet dat daar
- Weststrook
- Zinloze mobiliteit
Trefwoorden
- Aids
- Amsterdam
- Architectuur
- Auteursrecht
- Auto
- Bajes
- Bedrijventerrein
- Berlin
- Bos en Lommermarkt
- Brussel
- China
- Corona
- Drugs
- Eindhoven
- Fietsen
- Ghana
- Groot-Amsterdam
- India
- Luchthaven
- Markt
- Monumenten
- Ontwerpen
- Openbaar Vervoer
- Openbare ruimte
- Psychiatrie
- Reclamemasten
- Rotterdam
- Schiphol
- Shopping
- Snelweg
- Teksten voor fotoboeken
- Toerisme
- Veiling Aalsmeer
- Veldhoven
- Verboden toegang
- Verrommeling
- Vinex
- Wegen