Deze eeuw werd de dood zo ver mogelijk weggestopt. Een standaardbegrafenis onder een standaardsteen. Maar steeds meer mensen eisen het recht op individuele expressie en begraafplaatsen herwinnen hun functie in het stedelijk leven. De contouren van de nieuwe dodenakker. Tien jaar geleden diende een Armeense man de schetsen voor het graf van zijn vrouw in bij de Nieuwe Oosterbegraafplaats, de gemeentelijke begraafplaats van Amsterdam tegenover het nu verlaten Ajax-stadion. Naar Armeense gewoonte moest het een groot dubbelgraf worden, omgeven door een witmarmeren hek en voorzien van foto’s van hem en zijn vrouw. De toenmalige beheerder had het ontwerp zeker afgekeurd, maar hij was op vakantie en zijn plaatsvervanger gaf toestemming. Daarmee stond de Armeniër aan het begin van een ‘soepele periode’ op de Oosterbegraafplaats. Pas in 1994 werden de bevoogdende richtlijnen officieel afgeschaft en werden nabestaanden ‘zo veel mogelijk in de gelegenheid gesteld tot plaatsing van meer persoonlijke of kunstzinnige objekten’. Ook kan sindsdien beroep worden aangetekend tegen de weigering van een vergunning De Nieuwe Oosterbegraafplaats bestaat iets meer dan een eeuw en was lang de enige algemene begraafplaats van de stad. Ze is niet alleen een fraai park, maar ze geeft ook een beeld in steen van de Amsterdamse pluriformiteit: Chinese graven met karakters, zigeunergraven met kaarsjes en flessen drank, graven voor officieren van het Leger des Heils met de inscriptie ‘bloed en vuur’, Hindoestaanse graven in de vorm van een tempeltje, kindergraven met pluchen beren, new age-graven met zwerfkeien, graven van vrachtwagenchauffeurs (Z’n truck was z’n grote liefde), dichters (In ’t nokkend wee der ziele welt een traan) en soldaten (Geallieerd piloot, known unto God). Het monument van de slachtoffers uit Buchenwald staat er, evenals het monument van de achttien doden van de februaristaking in 1942. In het graf met de eerste noten van een compositie wachten twee leden van een trio op hereniging met de derde. “Alles kan hier, tenzij het kwetsend is of onvoldoende duurzaam. Wie ben ik om uit te maken wat kitsch is en wat verantwoord”, zegt beleidsmedewerker Gerard Defourny van de Oosterbegraafplaats. Hij hoopt op een zo groot mogelijke variatie: “Het dubbelgraf in de vorm van een cirkel met twee houten clownsbeelden vind ik een aanwinst, zeker in combinatie met het naastgelegen zandstenen reliëf van de verongelukte wielrenner Piet van Nek uit 1914. Om mensen op ideeën te brengen hebben we een kleine toonkamer ingericht met voorbeelden van grafzerken, onder andere met werk van de kunstenaarsgroep Memento.” Tijdens de rondleiding vertelt Defourny honderduit, maar in het zicht van een begrafenisstoet schiet hij in de houding: handen voor de buik gevouwen, blik op neutraal. Het honderdjarige bestaan was in 1994 aanleiding voor grote festiviteiten en open dagen. Defourny: “We willen meer mensen binnenhalen. Ik wil de dodenakker transformeren in een gedenkpark. Niet alleen nabestaanden moeten hier terechtkunnen, een begraafplaats heeft ook een collectieve functie. Vandaar dat we het nu “De Nieuwe Ooster” noemen, die naam is toegankelijker.” Als tienjarig jongetje kwam Defourny voor het eerst op ‘zijn’ begraafplaats: “Het sneeuwde die dag. Ik ben geboren in Amsterdam-West, dus we gingen hier naartoe om mijn vader te begraven. Zorgvlied was voor de notabelen.” Lommerrijke lanen In totaal zijn er rond de vierduizend begraafplaatsen in Nederland, op de helft daarvan wordt niet meer begraven, noch komen er bezoekers. Dat geldt bijvoorbeeld voor de 220 joodse begraafplaatsen, die vanwege religieuze wetten niet geruimd mogen worden. Andere graven ontberen zo’n bescherming en veel belangrijke grafmonumenten zijn de afgelopen decennia weggegooid omdat “ze er zo vervallen uitzien.” Uit onnadenkendheid en desinteresse zijn hele begraafplaatsen geruimd. De meeste begraafplaatsen zijn pas aangelegd in de vorige eeuw, ten tijde van de Romantiek. De samenleving was teleurgesteld geraakt in de rede en ratio van de Verlichting en zocht troost in de natuur. De dood werd niet langer verbeeld als waarschuwing aan de levenden (gedenk te sterven), maar als sentiment. De melancholische tuin was het perfecte decor om zich over te geven aan verheven gedachten en te mijmeren bij de ontslapenen. Vooral in de steden sloeg deze stijl sterk aan, daar was ook voldoende geld voor de aanleg. De beroemde Parijse begraafplaats Père Lachaise en de Engels parklandschappen dienden als inspiratiebron. Ook de Nieuwe Ooster is aangelegd in de romantische stijl. Het basisontwerp van Leonard Anthony Springer – die als trefwoorden natuurlijkheid, verscheidenheid en lieflijkheid hanteerde – is gehandhaafd bij de latere uitbreidingen. Begraafplaatsen en de Romantiek zijn in ons collectieve geheugen zo sterk verbonden, dat de begraafplaats synoniem is met kronkelende paden, treurbomen, vergezichten, prieeltjes, lommerrijke lanen en klimop. Deze ‘natuurlijke’ opvatting is sterk cultuurgebonden. Joodse begraafplaatsen zijn van steen, en nabestaanden leggen een kiezeltje op het graf als gebaar voor de dode, geen bloemen of planten. Ook in zuidelijke landen – waar toeristen ’s zomers de kerkhoven bezoeken die ze thuis links laten liggen – zijn begraafplaatsen zelden begroeid met bomen. In de twintigste eeuw werd de romantiek sterk verketterd: zakelijkheid en strakheid overwonnen en het groen werd van de begraafplaats verbannen. Alleen de taxushagen en gladgeschoren grasvelden mochten blijven. Na de Tweede Wereldoorlog werd de dood steeds verder weggestopt, de wederopbouw liet geen ruimte om stil te staan bij de dood. Begraafplaatsen werden steeds grootschaliger en de maat van de grasmaaier werd het leidende principe bij het ontwerp. De grafstenen van voorgeschreven afmetingen werden in slagorde geplaatst. Grafmonumenten waren in de vorige eeuw nog tamelijk uitbundig, de versobering zette pas na de Eerste Wereldoorlog in. In Amsterdam moesten ontwerpen vanaf 1920 ter goedkeuring worden voorgelegd aan het College van B&W. Meteen na de volgende wereldoorlog werden de afmetingen van de steen, het materiaal, de vorm en de belettering gedetailleerd vastgelegd. In de jaren tachtig kwam de kentering. Aidspatiënten en hun nabestaanden wilden individueel uitdrukking geven aan hun verdriet en allochtonen brachten nieuwe vormen en rituelen mee. Nederland was lang het saaiste land ter wereld met monotone zerken zonder kraak of smaak. Naar goed vaderlands gebruik verloopt de overgang naar hyperindividuele expressie radicaal. ‘Bedankt, ouwe pik’ is al geen opmerkelijk grafschrift meer. Op begraafplaatsen tekent zich de afgelopen jaren de ommezwaai af, die eerder het land met de meeste misdienaars transformeerde in het meest ontkerkelijkte land. Maatschappelijke ontwikkelingen dringen langzaam door in grafmonumenten en deze ontwikkeling blijft nu nog beperkt tot de grote steden. Maar de trend is volgens landschapsarchitect Ada Wille gezet: “Mensen durven steeds meer hun verdriet te laten zien. Ze zien voorbeelden bij andere graven en willen dat zelf ook. De verwarring van de samenleving komt ook op de begraafplaatsen tot uitdrukking. Sommige begraafplaatsen stimuleren deze ontwikkeling, maar nabestaanden komen straks ook met ideeën die beheerders niet voorzien en niet willen. Weigeringen zullen steeds minder worden geaccepteerd.” De generatie die nu begraaft heeft meer vrijheid om de gedachtenis aan zijn doden vast te leggen. Nabestaanden hebben de mogelijkheid om zelf invulling te geven aan het verdriet. Die vrijheid kan ook een last zijn: een grafmonument is ten slotte een openbaar statement over de dode. De liefde van de nabestaande wordt afgelezen aan de originaliteit en kwaliteit van het opgerichte beeld. Problemen kunnen ook ontstaan als de nabestaanden allemaal iets anders willen en allemaal zeker weten dat de overledene het zo gewild had. Daarmee worden mensen gedwongen om van te voren na te denken over hun eigen graf. Het meest gefotografeerde graf van de Oosterbegraafplaats is dat van de Surinaamse voetballer Stephen van Dorpel, die bij het vliegtuigongeluk van het Kleurrijk Elftal in 1989 omkwam. De zerk is groen met witte lijnen, op de middenstip ligt een stenen bal. De grafsteen is gesierd met een foto van Stephen. De gewoonte om een geëmailleerde foto van de overledene op het graf te zetten is door allochtonen teruggebracht naar Nederland. Eind vorige eeuw was dat hier nog heel gebruikelijk. “Toen ik begon had je misschien één buitenlander per jaar, nu hebben we er elke week een paar”, zegt Aula-medewerker Wim ten Velden die eind deze maand met de VUT gaat. In 1956 begon hij bij de – inmiddels gesloten – boomkwekerij van de Nieuwe Ooster. “Je kijkt je ogen soms uit: Surinamers komen met een heel orkest, Armeniërs richten na afloop een groot diner aan waarbij mannen en vrouwen gescheiden zitten, Chinezen ontsteken vuurwerk en verbranden hell bank notes, zigeuners houden wel van een lekkere slok tijdens de begrafenis. Wij Nederlanders zijn toch veel sterieler, alhoewel je ook hier wel veranderingen ziet. Er wordt niet alleen koffie met cake gevraagd, we serveren tegenwoordig ook jenever en zeebanket.” Ten Velden wil zelf op de Nieuwe Ooster begraven worden, in het graf van zijn ouders: “Pa en ma gaan dan samen in een kist, zodat er plaats is voor mij en mijn vrouw. Of mijn zoon er later ook bij wil, moet hij zelf bepalen.” Opvallende afwezigen op de Oosterbegraafplaats zijn de Turken en Marokkanen, zij laten zich vooral in hun geboorteland begraven. Er zijn maar weinig grafstenen die uitlopen in een elegant, Oosters puntje. Maar ook dat zal de komende jaren veranderen. In 1995 vormden allochtonen in Amsterdam tien procent van de overledenen, over twintig jaar zal dat bijna tweemaal zo veel zijn. De begraafplaatsen in de grote steden kunnen hun ogen niet sluiten voor deze ontwikkeling. Sommige hebben al speciale velden ingericht waarin de graven loodrecht op de as naar Mekka liggen. Islamieten begraven hun doden namelijk op hun zij, met hun gezicht naar de heilige stad. Teddyberen Met haar 33 hectare is de Nieuwe Ooster een van de grootste begraafplaatsen in Nederland, op de meeste grafvelden in dit open parklandschap zijn nog plaatsen vrij. Er zijn aparte kindervelden, die afgeschermd zijn van de rest van de begraafplaats. Hier staan kleine zerkjes met slechts één datum, beertjes, speelgoed, bloemen. Het zijn de enige velden zonder standsverschil: algemene en eigen graven liggen hier door elkaar. Defourny: “De Nieuwe Ooster is een afspiegeling van de stad, het is een emotionele begraafplaats. Alles ligt hier door elkaar: Jordanezen, rijken, allochtonen.” Het beeld dat Rädecker – de beeldhouwer van het monument op de Dam – maakte voor het graf van zijn ouders staat naast een betonnen beeldje uit een tuincentrum van honderd gulden. De Nieuwe Ooster heeft zijn eigen beroemdheden: de dichter Jacques Perk, de schrijver Nescio, de schilder George Breitner en de houwdegen Van Heutsz met een grote grafkelder met manshoge krijgers. Toch kan de Nieuwe Ooster niet tippen aan de beroemdheden die Zorgvlied herbergt. Ze is volkser, het blijft een begraafplaats voor de arbeidersklasse en haar voorvechters. Zorgvlied heeft Manfred Langer van discotheek de IT en Renate Rubinstein. De Nieuwe Ooster zet daar Rooie Sien van het gelijknamige café en zigeunerkoning Koko Petalo tegenover. Een eigen graf was vroeger voorbehouden aan de rijken, de meeste mensen kregen een algemeen graf waar vier – later drie – mensen die elkaar niet kennen hun laatste rustplaats vinden. Eind jaren zeventig kregen nog vier van de vijf overledenen een algemeen graf. Daarna keerde het tij, maar nog steeds wordt 45 procent van de mensen zo begraven. Op de Nieuwe Ooster vinden gemiddeld twintig begrafenissen per week plaats. In drukke perioden is een algemeen graf dus binnen een dag vol. Nogal wat nabestaanden realiseren zich niet goed wat een algemeen graf is en ze schrikken als ze achteraf ontdekken dat er onbekenden in hun graf liggen. Voordat er iets kan worden veranderd moet eerst de wettelijke grafrust van tien jaar zijn verstreken. Begrafenisondernemers besteden te weinig aandacht aan deze emotionele lading. Een algemeen graf is voor hen het meest efficiënt, ze hoeven niet met de nabestaanden te overleggen en een plaats uit te zoeken. Bij asverstrooiingen is er helemaal geen eigen plek om de dode te gedenken. Ada Wille merkte bij crematoria dat mensen een diepgewortelde behoefte aan zo’n plek hebben. “Nabestaanden gaan dingen neerzetten op strooivelden: een bloembak, een teddybeer, een hekje, een boompje. Als mensen zien dat anderen het doen, willen ze dat overtreffen. Omdat de beheerder het veld moet maaien ontstaan er conflicten. Je moet dat in banen leiden, er plaats voor bieden met urnentuinen.” Zelf wil Ada Wille geen vaste plek als ze gecremeerd is, ze denkt aan een oplosbare urn die in de loop der jaren helemaal verdwijnt. De Oosterbegraafplaats heeft zich pas twee jaar geleden over het probleem van de asbestemming moeten buigen, toen haar crematorium werd geopend. De bouw van de dubbele verbrandingsoven was noodzakelijk voor het voortbestaan van de begraafplaats. Tot 1970 werden er op de Nieuwe Ooster gemiddeld drieduizend mensen per jaar begraven, maar door de lagere prijs werd cremeren de afgelopen 25 jaar steeds populairder. Het landelijke aandeel van crematies steeg van 13 naar 49 procent en het aantal begrafenissen op de Oosterbegraafplaats liep terug tot duizend. Nu is daar eenzelfde aantal crematies bijgekomen. Voor de urnen zijn aparte graven aangelegd: kokers in de grond waar mensen hun urn in kunnen begraven en waar ze een monument op kunnen zetten. De primeur was op 25 november 1994 voor hoofdcommissaris Jan Toorenaar. Op zijn plek ligt een eenvoudige steen, maar een paar meter verderop heeft iemand een heus mini-graf gemaakt. Zo vervagen steeds meer de scherpe grenzen tussen cremeren en begraven. Vorig jaar is ook een urnenmuur gebouwd – in de vorm van een slang, een symbool van de dood – waarin mensen een of twee urnen kunnen laten bijzetten. Bij een Chinese urn staan etenswaren uitgestald, bij een ander branden kaarsen. De eerste muur was al in een jaar vol, in plaats van de geplande drie jaar. Defourny wil goede zorg voor nabestaanden koppelen aan een sluitende exploitatie. “Dit jaar zijn we begonnen met borden bij het strooiveld waar mensen voor 75 gulden een naambordje op kunnen hangen. Dat voorziet in een grote behoefte om de anonimiteit te doorbreken, en voor ons betekent het extra inkomsten. Sinds vorig jaar is het ook mogelijk om voor zeventig gulden per jaar een optie te nemen op een graf.” Zelf reserveerde hij een graf voor zijn dementerende moeder, vlak bij een grafsteen met een gegraveerde tankwagen. Het is een intiem veld, met fleurige graven en veel losse bankjes die nabestaanden huren om bij hun doden te kunnen zitten. Defourny heeft plannen voor een nieuwe veld waar dodenhuisjes mogen worden opgericht om aan de “Zorgvlied-vraag” te kunnen voldoen. De Nieuwe Ooster heeft vijftig mensen in dienst. Bij een omzet van zes miljoen gulden bedraagt het jaarlijkse exploitatietekort anderhalf miljoen, waarvan viervijfde bestaat uit de overheadbijdrage aan andere gemeentelijke diensten. In december van het vorige jaar nam stadsdeel Watergraafsmeer het besluit om de Nieuwe Ooster te verzelfstandigen, maar de deelraadscrisis vertraagde de uitvoering. Defourny: “Verzelfstandiging is nodig, nu is voor de aanschaf van een nieuwe grasmaaier toestemming van de deelraad nodig. Bij elke bestuurswisseling moeten we vechten voor ons belang, straten aanleggen en huizen renoveren spreken meer tot de verbeelding van wethouders dan een begraafplaats.” Toch is hij geen voorstander van privatisering: “De bezorging van de doden en het instandhouden van een plaats voor rouwverwerking zijn taken van de overheid. We willen een plek bieden waar iedereen terechtkan om te mijmeren of om gewoon rustig te wandelen en te zitten.” Terug naar de stad De Nieuwe Ooster is een prachtig park met bijzondere bomen als de mammoetboom, de treuriep en de papierberk. Er leven fazanten, eekhoorns, wezels en meer dan honderd soorten vogels waaronder verwilderde parkieten. Een jager moet regelmatig ’s ochtends vroeg de overtollige konijnen afschieten. De begraafplaats maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur die door de stad loopt. De negentiende eeuwse begraafplaatsen werden ver buiten de stadsmuren aangelegd, maar inmiddels zijn ze allemaal omspoeld door bebouwing. Tijdens de wederopbouw was er weinig geld voor groen en oude begraafplaatsen kregen langzaam de rol van groenvoorzieningen. Heel voorzichtig gingen mensen de begraafplaats als natuur gebruiken voor een wandelingetje. Veel van de huidige parken in de stad zijn in onbruik geraakte begraafplaatsen, zo was het intieme Bilderdijkparkje vroeger de katholieke begraafplaats De Liefde. Bij nieuwe begraafplaatsen wordt de recreatieve functie expliciet in het ontwerp betrokken. Openbaarheid is het leidende idee bij de begraafplaats van Almere. In 1974 begon de bouw van Almere-Haven, drie jaar later werd de begraafplaats aangelegd. Commissaris van de Koningin Han Lammers zei bij de opening: “Een nieuwe stad is dan pas een waarlijke gemeenschap als zij haar doden bij zich houdt.” Het ‘begraafpark’ van Almere wordt doorsneden door een fietspad. De graven liggen op terpen met haagjes eromheen, de zogenaamde kamers. Grafheuvels zijn een trend bij de spaarzame nieuwe begraafplaatsen die nu nog in Nederland worden aangelegd. In het westen van land maakt het grondwater ophoging noodzakelijk, maar ook daarbuiten verschijnen deze prehistorische vormen. In 1993 werd begraafplaats De Haarhof in Gorinchem gebouwd: vier grafheuvels om een plein. Op de eerste heuvel die drie meter boven het maaiveld uitsteekt, liggen nu al vierhonderd mensen begraven, in totaal is er plaats voor 2.500 graven. De openbaarheid van Almere is hier weer verlaten. Nu het einde van de eeuw nadert staan landschapsarchitecten voor de opgave om begraafplaatsen te ontwerpen die passen bij de huidige samenleving. Landschapsarchitect Ada Wille: “Negenennegentig procent van de mensen kiest voor een romantische aanleg. Maar bovenal willen ze een oude begraafplaats, met dikke bomen, weelderige klimop en de eerste tekenen van verval. En dat kan alleen de tijd brengen.” Ze hoopt dat begraafplaatsen weer een plaats in de stad krijgen. “Ze zijn om hygiënische redenen uit de stad verbannen, maar daarmee zijn ook de emoties verbannen.” De Middeleeuwers begroeven hun doden in de kerk, hoe dichter bij het altaar hoe beter. Alleen de paupers werden op het hof naast de kerk in massagraven gegooid en de zelfmoordenaars werden verbannen naar een afgesloten hoekje: het ‘ellendigenkerkhof’. Een kerkhof was in die tijd geen stille, gewijde plaats, integendeel. Het was een van de weinige open plekken in de overvolle stad. Er waren nog geen paden of grafbedekking en dus was er plaats om recht te spreken, feest te vieren, lakens te bleken, karweitjes te doen, kinderen te laten spelen en jaarmarkten te houden. Begrafenissen van rijke burgers vonden tijdens de zondagse preek plaats. Regelmatig vielen kerkgangers flauw van de stank, vandaar de uitdrukking ‘rijke stinkers’. De eerste particuliere begraafplaats werd in 1779 aangelegd in de Scheveningse duinen, het nog steeds bestaande Ter Navolging. Deze begraafplaats is niet meer dan een vloer van aaneengesloten zerken omgeven door een muur: eigenlijk was het een kerk zonder dak. Voorzichtig worden ideeën ontwikkeld om de dodenakkers terug te brengen in de stad, technisch is zo’n oplossing goed denkbaar. De Archiprix 1994 bekroonde een ontwerp voor een begraafplaats op het huidige marine-etablissement in het centrum van Amsterdam. Architect Willeke Rotteveel wilde de dood na twee eeuwen uitstoting midden in het IJ-oeverproject plaatsen. Onder de titel ‘Voor Pampus’ ontwierpen studenten van de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst eind 1995 een begraafplaats voor de eenentwintigste eeuw. De terugkeer naar de stad is een van de grote lijnen die hoofd landschapsarchitectuur Paul van Beek in de 85 ontwerpen ziet. Eén ontwerp laat stenen kisten stapelen in het Vondelpark, de doden bouwen zo langzaam een mega-doodkist, die een stad in de stad zou vormen. Een ander ontwerp gaf de geluidswallen om nieuwbouwwijken een bestemming als begraafplaats. Van Beek: “De dood zou op deze manier dichter bij het leven kunnen komen, elke woonwijk kan dan zijn eigen begraafplaats krijgen. Omdat de wal hiervoor verbreed moet worden, neemt bovendien de geluids isolatie toe.” In de stad zijn de grondprijzen te hoog om nieuwe begraafplaatsen aan te leggen, maar verticale grafvelden zijn wel mogelijk. De Portugezen bouwen al eeuwen muren waarin de grafkisten worden bijgezet en in Tokyo staan flatgebouwen met tientallen verdiepingen waarin wordt begraven. Van Beek wijst op de blinde, grijze muur van de Mozes- en Aaronkerk die tegenover de Academie ligt: “Van hieruit worden veel aidsdoden per boot naar Zorgvlied gebracht. Waarom kan die muur geen verticaal grafveld worden? Als een groepje mensen samen zo’n plan opvat en dat organiseert, is een kleinschalige begraafmuur makkelijk te realiseren. Zoals aids het breekijzer was dat een einde maakte aan de uniformiteit van de plechtigheid en de individuele grafmonumenten, zo zou deze ziekte misschien ook de collectieve kracht kunnen losmaken voor andersoortige begraafplaatsen. ” Overigens zou daarvoor eerst de Wet op de Lijkbezorging van 1991 moeten worden aangepast. Deze verbiedt namelijk nog steeds het begraven in de bebouwde kom of in kerken. Alleen voor de koninklijke familie is een uitzondering gemaakt. Kader Een opleiding voor grafdelvers bestaat niet. Piet Sijmons begon als tuinman op de Nieuwe Ooster. “Je helpt eens mee met het ruimen van een graf en bij je eerste skelet blijkt wel of je er tegen kunt.” Voor de aanleg van een algemeen graf wordt de bodem een halve meter opgehoogd met zand. “Het grondwater staat hier zo hoog dat we anders niet drie diep kunnen begraven. Want er moet lucht bij de kist kunnen, anders verteert het niet.” Na een jaar is er van een spaanplaat-kist niets meer over, die zwellen op als karton. Na tien jaar is het lichaam helemaal verteerd, alleen de botten zijn over. Deze komen in de knekelput, een betonnen bak van dertig bij twintig meter achter op het terrein. “Eenmaal begraven, kom je nooit meer van het terrein af,” zegt Piet Sijmons. Soms gaat het fout met de vertering: “Als mensen te veel medicijnen hebben geslikt. In de jaren zestig werd er met lijkenzakken gewerkt, dan kan er geen lucht bij. Tegenwoordig is dat verboden door het ‘Lijkomhulselbesluit’. Een pop noemen wij zo’n half vergaan lijk. Daar krijgen we ‘inconveniënten’ voor, vijfentwintig gulden als het echt vies is.” Sijmons is trots op zijn vak: “Vroeger zei ik nog dat ik tuinman bij de gemeente was, nu zeg ik gewoon dat ik grafdelver ben. Het is eerlijk, ouderwetsig werk. Altijd buiten in weer en wind, in kou en hitte. Want begraven gaat altijd door, onze drukste tijd is januari. Na de feestdagen hebben we er vaak wel tien per dag. We hoeven niet echt te stressen, er is ook tijd voor een praatje met mensen die met hun ziel onder hun arm lopen. Niet dat wij dan praten, we hoeven alleen te luisteren. Er komen steeds meer bezoekers, de vaste ken je ook bij naam. Als ze een paar dagen wegblijven word je ongerust.”
Taal / Language
Boeken
- Asfaltreizen – Een verkenning van de snelweg
- Binckhorst Magazine
- De marktgids voor Amsterdam
- De mobiele stad – Over de wisselwerking van stad, spoor en snelweg
- De Ronde van U.
- De vierkante meter
- Eigen baas – Kort & krachtig
- Eindhoven Hoofdstad
- Groeten uit Vinexland
- Handboek Eigen Baas (gratis)
- Het land van Lely – Reisboek in 103 stukken
- Kruispunt Utrecht
- Kunstwerken & Kunstwerken
- Lelysteden – Een associatieve reisgids
- Naar een alzijdig station
- Onder Weg!
- Onze Plek – Van Garrelsweer tot Groenstraat
- Ruimte voor de Amsterdamse binnenstad
- Slim Zand – Hoe ASML verscheen in Veldhoven
- Snelweg x Stad
- Stedelijke vraagstukken, veerkrachtige oplossingen
- Streetwise Rotterdam
- Turtle 1 – De auto uit Afrika
- Wij zijn goed
Kranten en tijdschriften
- AD Magazine
- Academie van Bouwkunst
- Arcam
- Archined
- Architectuur Lokaal
- Arma
- Autoweek
- BPD Magazine
- Blauwe Kamer
- Bouw
- Brussel Deze Week
- CRa
- De FLA-krant
- De Gids
- De Groene Amsterdammer
- De Journalist
- De Volkskrant
- De Zaak
- HP/De Tijd
- Het Financieele Dagblad
- Het Parool
- Humanist
- Intermediair
- Lira Bulletin
- Lucasx
- Mainline
- Metro
- Mooi Nederland
- NRC Handelsblad
- NRC Magazine
- NRC Next
- NRC Weekblad
- New Business
- OneWorld Magazine
- Podium voor Architectuur
- Psy
- S+RO
- Smaak
- Spiegel Online
- Stad-Forum
- Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken
- Trouw
- Uit&thuis
- VPRO Gids
- Veldhovens Weekblad
- Vrij Nederland
- Wallenburgtribune
- Wij maken Nederland
Projecten
Onderwerpen
Series
- De kust
- De lunch
- De markten van Amsterdam
- De mobimens
- De telefooncel
- Dossier A2
- Dossier A4
- Dossier A10
- Dwars kijken
- Expats
- Fietsverkenningen zuidwestflank Amsterdam
- Get your kicks on the E3
- Groeten uit Vinexland
- Het ontwerp
- Het product
- IJ-tje
- Na dato
- Noord-Amsterdam
- Onze Plek
- Poldernormen
- Rond Brussel
- Sloop
- Stedenatlas
- Strijd om de ruimte
- Tand des tijds
- Turtle 1
- Wat doet dat daar
- Weststrook
- Zinloze mobiliteit
Trefwoorden
- Aids
- Amsterdam
- Architectuur
- Auteursrecht
- Auto
- Bajes
- Bedrijventerrein
- Berlin
- Bos en Lommermarkt
- Brussel
- China
- Corona
- Drugs
- Eindhoven
- Fietsen
- Ghana
- Groot-Amsterdam
- India
- Luchthaven
- Markt
- Monumenten
- Ontwerpen
- Openbaar Vervoer
- Openbare ruimte
- Psychiatrie
- Reclamemasten
- Rotterdam
- Schiphol
- Shopping
- Snelweg
- Teksten voor fotoboeken
- Toerisme
- Veiling Aalsmeer
- Veldhoven
- Verboden toegang
- Verrommeling
- Vinex
- Wegen